ECLI:NL:RBDHA:2020:12375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beslissing om asielverzoek niet in behandeling te nemen op basis van Dublinverordening
In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om het asielverzoek van eiser niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft op 3 december 2020 in Middelburg uitspraak gedaan in deze enkelvoudige procedure, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De staatssecretaris heeft het asielverzoek van eiser afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoert dat Nederland de verantwoordelijkheid moet nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, gezien zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
De rechtbank overweegt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij de toepassing van de humanitaire clausule en dat de rechtbank deze beoordeling terughoudend moet toetsen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding heeft gezien om de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken. De stelling van eiser dat zijn asielrelaas in Duitsland niet werd geloofd, is niet met stukken onderbouwd en de gestelde PTSS wordt niet als bijzonder genoeg beschouwd om van de overdracht af te wijken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de staatssecretaris niet verplicht is de proceskosten van eiser te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 3 december 2020.