ECLI:NL:RBDHA:2020:12375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
NL20.18908
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beslissing om asielverzoek niet in behandeling te nemen op basis van Dublinverordening

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om het asielverzoek van eiser niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft op 3 december 2020 in Middelburg uitspraak gedaan in deze enkelvoudige procedure, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De staatssecretaris heeft het asielverzoek van eiser afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoert dat Nederland de verantwoordelijkheid moet nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, gezien zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden, waaronder een posttraumatische stressstoornis (PTSS).

De rechtbank overweegt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij de toepassing van de humanitaire clausule en dat de rechtbank deze beoordeling terughoudend moet toetsen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid geen aanleiding heeft gezien om de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken. De stelling van eiser dat zijn asielrelaas in Duitsland niet werd geloofd, is niet met stukken onderbouwd en de gestelde PTSS wordt niet als bijzonder genoeg beschouwd om van de overdracht af te wijken.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de staatssecretaris niet verplicht is de proceskosten van eiser te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 3 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.18908
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Waarover gaat deze uitspraak?

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beslissing van verweerder van
26 oktober 2020 (het besluit) om het asielverzoek van eiser niet in behandeling te nemen.
Verweerder heeft het asielverzoek niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor dat verzoek. [1] Nederland heeft Duitsland gevraagd eiser terug te nemen. Duitsland heeft dat verzoek geaccepteerd.
Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
Het beroep is, samen met de behandeling van de zaak NL20.18909, op zitting behandeld in Middelburg op 3 december 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Waarom is eiser het niet eens met het besluit?

1. Eiser bestrijdt niet dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag omdat eiser eerder in dat land asiel heeft aangevraagd.
2. Wel vindt eiser dat Nederland die verantwoordelijkheid aan zich moet trekken, met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. [2]
3. Eiser heeft toegelicht dat het hem heeft geraakt dat de Duitse autoriteiten zijn asielrelaas niet wilden geloven. Verder wijst hij erop dat hij ptss [3] heeft en dat hij daarvoor slaappillen slikt.

Wat vindt de rechtbank?

4. De rechtbank begrijpt dat eiser een beroep doet op de humanitaire clausule: dat verweerder op grond van de aangevoerde bijzondere individuele feiten en omstandigheden de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag op zich moet nemen, omdat overdracht gelet daarop van onevenredige hardheid getuigt.
5. Vooropgesteld wordt dat verweerder beoordelingsruimte heeft bij de vraag of er aanleiding is voor toepassing van de humanitaire clausule. De rechtbank moet verweerders beoordeling terughoudend toetsen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid in de door eiser aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. De stelling van eiser dat zijn asielrelaas in Duitsland niet werd geloofd, is niet met stukken onderbouwd, maar los daarvan is dit gestelde feit niet heel bijzonder. Precies datzelfde geldt voor de gestelde ptss.
6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de rechtbank eiser geen gelijk geeft. Daarom hoeft verweerder de kosten die eiser heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan in het openbaar op 3 december 2020 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Als u het niet eens bent met deze uitspraak…
…kunt u binnen één week na plaatsing van het proces-verbaal van de uitspraak in het digitale dossier hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Dit mag op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
2.In artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening is bepaald dat elke lidstaat kan besluiten een bij hem ingediend asielverzoek te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in de Dublinverordening neergelegde criteria niet verplicht.
3.Posttraumatische stressstoornis