ECLI:NL:RBDHA:2020:1248
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Koper
- B.T.E. Groenendijk-Muller
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1933, die verblijft in een zorginstelling. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 30 januari 2020, met als doel een machtiging te verkrijgen op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum als de beschikking gehouden, waarbij de cliënt en zijn advocaat aanwezig waren, evenals enkele zorgprofessionals. De advocaat voerde verweer aan, maar kon geen duidelijk standpunt namens de cliënt innemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische verklaring die door een arts in opleiding was opgesteld, niet voldeed aan de eisen van de Wzd, omdat deze arts niet als ter zake kundig kon worden beschouwd. De rechtbank heeft benadrukt dat een onafhankelijke psychiater de cliënt had moeten onderzoeken en dat de verklaring van de arts in opleiding niet voldoende was. Tijdens de zitting werd duidelijk dat een onafhankelijke psychiater, die de cliënt op 30 januari 2020 had gezien, de eerdere verklaring wel onderschreef. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er voldaan was aan de criteria voor de voortzetting van de inbewaringstelling.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, als gevolg van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt, de ziekte van Alzheimer. Gezien deze omstandigheden verleende de rechtbank de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 16 maart 2020. De beschikking werd gegeven door rechter L. Koper, bijgestaan door griffier B.T.E. Groenendijk-Muller, en is vastgesteld op 11 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.