ECLI:NL:RBDHA:2020:12483
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf door COVID-19 en volksgezondheid
Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een Marokkaanse nationaliteit, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had op 19 april 2019 een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf ten behoeve van familie- of vriendenbezoek. De aanvraag werd op 30 april 2019 afgewezen omdat het doel en de omstandigheden van het verblijf niet waren aangetoond. Eiseres ging in bezwaar, maar dit werd op 8 april 2020 ongegrond verklaard, mede vanwege de COVID-19 richtsnoeren die de Nederlandse overheid had ingesteld. Deze richtsnoeren leidden tot een sluiting van de grenzen voor niet-essentiële reizen van buiten de EU, wat de afwijzing van de visumaanvraag rechtvaardigde.
De rechtbank overwoog dat de COVID-19 richtsnoeren geen directe werking hebben, maar dat de Nederlandse overheid deze richtlijnen had gebruikt om de afwijzing te onderbouwen. Eiseres betoogde dat de richtsnoeren niet op haar van toepassing waren, omdat zij haar aanvraag al vóór de pandemie had ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing op basis van de geldende regelgeving en de nieuwe omstandigheden van de pandemie niet in strijd was met de rechtszekerheid. Eiseres had het risico genomen dat haar bezwaar niet tijdig werd behandeld, en de rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat eiseres een bedreiging voor de volksgezondheid vormde vanwege het mogelijke besmettingsgevaar met COVID-19.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 december 2020, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.