ECLI:NL:RBDHA:2020:12534

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
C/09/593115 / FA RK 20-3138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd over een minderjarige

Op 17 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2011. De zaak is aanhangig gemaakt door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, die verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, te benoemen tot voogdes. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder een raadsrapport van 14 mei 2020. Tijdens de zitting zijn de moeder en de pleegouders verschenen, terwijl vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling niet aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder sinds 2016 ziek is en niet in staat is om voor [minderjarige] te zorgen. De vader heeft ook onvoldoende draagkracht om de zorg te dragen. [minderjarige] verblijft sinds april 2018 in een pleeggezin en ontwikkelt zich daar goed. De rechtbank oordeelt dat het gezag van de moeder kan worden beëindigd op grond van artikel 1:266 BW, omdat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft besloten het verzoek van de Raad toe te wijzen en het gezag van de moeder te beëindigen, en de voogdij over [minderjarige] te beleggen bij de gecertificeerde instelling, die bereid is deze taak op zich te nemen.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. H.A.G. Nijman, kinderrechter, in aanwezigheid van V.A.H. Schoorl als griffier. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 1 december 2020. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/593115 / FA RK 20-3138
Datum uitspraak: 17 november 2020

Beschikking van de Enkelvoudige Kamer

Beëindiging gezag

in de zaak naar aanleiding van het op 18 mei 2020 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige] ,geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen: [minderjarige] .

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1]

[pleegouders] ,

hierna: de pleegouders,
wonende te [woonplaats 2]

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
Het procesverloop
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 14 mei 2020;
Op 17 november 2020 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] de Raad;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
Conform wettelijke vereisten zijn opgeroepen, maar niet verschenen:
  • de moeder;
  • de pleegouders.

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door de heer [de man] .
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 22 mei 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 24 mei 2020 tot 24 november 2020, alsmede voor dezelfde duur
machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
- Sinds april 2018 verblijft [minderjarige] in het huidige perspectief biedende pleeggezin.

Verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogdes over [minderjarige] .
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De moeder is in 2016 ziek geworden en is sindsdien niet meer in staat geweest om voor [minderjarige] te zorgen. De draagkracht van de vader is eveneens onvoldoende gebleken om de zorg over [minderjarige] te dragen, waardoor [minderjarige] in een pleeggezin is geplaatst. [minderjarige] ontwikkelt zich goed in het huidige perspectief biedende pleeggezin. Op dit moment krijgt ze hulpverlening geboden vanuit Plurijn en volgt ze EMDR-therapie. Er is een goede omgangsregeling met de ouders, waarbij de bezoeken begeleid plaatsvinden. [minderjarige] is loyaal naar de ouders en het contact met hen doet haar goed. De pleegouders houden de ouders maandelijks op de hoogte van de ontwikkeling van [minderjarige] . Het opgroeiperspectief van [minderjarige] ligt bij het huidige pleeggezin. Het is van belang voor [minderjarige] dat er duidelijkheid komt over dit perspectief. De aanvaardbare termijn waarbinnen de moeder in staat zou zijn de verantwoordelijkheid voor [minderjarige] te dragen is verstreken. De Raad verzoekt daarom het gezag van de moeder te beëindigen en de voogdij te beleggen bij de gecertificeerde instelling.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad en heeft ter zitting verklaard bereid te zijn de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien (a.) een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of (b.) de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de moeder kampt met een psychische aandoening en momenteel beschermd woont binnen de [verblijfplaats] Vanwege de ernstige persoonlijke problematiek van de moeder is ze niet in staat om de zorg en de opvoeding voor [minderjarige] te dragen en haar een veilige thuissituatie met de juiste structuur te bieden. De draagkracht van de vader is ook onvoldoende om de zorg voor [minderjarige] te dragen. [minderjarige] is daarom uit huis geplaatst en verblijft inmiddels al twee jaar in het huidige pleeggezin en ontwikkelt zich daar goed. De pleegouders bieden [minderjarige] de rust en stabiliteit die ze nodig heeft en zijn in staat om passende hulp voor haar in te zetten. [minderjarige] heeft goed contact met de ouders, de broer en andere familieleden en het is van belang dat ze de ruimte en mogelijkheid blijft houden om structureel contact te onderhouden met alle belangrijke personen in haar leven. Het is evenwel noodzakelijk voor [minderjarige] dat er duidelijkheid komt over haar opgroeiperspectief. De moeder is door haar persoonlijke problematiek niet in staat om binnen een voor [minderjarige] aanvaardbare termijn het ouderlijk gezag adequaat uit te oefenen en het toekomstperspectief van [minderjarige] ligt in het huidige pleeggezin. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. In dat verband overweegt de rechtbank dat de gecertificeerde instelling de voogdij op een neutrale manier kan uitvoeren en het belang van [minderjarige] kan bewaken. De rechtbank zal de voogdij over [minderjarige] daarom beleggen bij de gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling heeft zich ter zitting bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van:
- [de vrouw] , geboren op [geboortedag 2] 1974 te [geboorteplaats 2] , Senegal,
over de minderjarige:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2011 te
[geboorteplaats 1]
benoemt tot voogdes over voormelde minderjarige:
-
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2020 door mr. H.A.G. Nijman, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.