ECLI:NL:RBDHA:2020:12557
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van geruisloze inbreng in het belastingrecht met betrekking tot een eenmanszaak en vennootschap
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een franchisenemer van [B.V. 1] B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2015. Eiseres had een stakingswinst van € 125.000 aangegeven, maar de inspecteur stelde dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor een geruisloze inbreng, zoals vastgelegd in artikel 3.65 van de Wet IB 2001. Eiseres betoogde dat de herstructurering van haar onderneming was opgezet om schulden te saneren en dat de bedoeling van partijen prevaleerde boven de bewoordingen van de contracten. De rechtbank oordeelde echter dat de voorwaarden voor geruisloze inbreng niet waren vervuld, omdat eiseres niet de enige gerechtigde was tot het vermogen van de onderneming en de vennootschap waarin de onderneming was ingebracht, een lege B.V. was. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en bevestigde de aanslag van de inspecteur.