ECLI:NL:RBDHA:2020:12566
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs na niet verschijnen bij rijvaardigheidsonderzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die zijn rijbewijs ongeldig verklaard zag door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 12 augustus 2020, waarin zijn rijbewijs ongeldig werd verklaard vanaf 19 augustus 2020, omdat hij niet was verschenen voor een verplicht rijvaardigheidsonderzoek.
Verzoeker had een tolk gereserveerd voor het onderzoek, maar deze was niet beschikbaar. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij tijdig en adequaat had gehandeld bij het reserveren van de tolk. De rechtbank stelde vast dat verzoeker op 3 juli 2020 was geïnformeerd over het onderzoek en de gevolgen van niet verschijnen, maar dat hij niet had kunnen bewijzen dat hij de tolk op tijd had gereserveerd.
De voorzieningenrechter benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van verzoeker was om aan te tonen dat hij een geldige reden had om niet te verschijnen. Aangezien verzoeker niet in staat was om dit te onderbouwen, werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd geen rechtsmiddel tegen deze beslissing open gesteld.