In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2006, in het kader van de echtscheidingsproblematiek van de ouders en het seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader. De kinderrechter had eerder op 2 november 2020 de ondertoezichtstelling al verlengd van 9 november 2020 tot 26 november 2020 en het verzoek voor het overige aangehouden. Tijdens de zitting op 24 november 2020 is de minderjarige apart gehoord door de kinderrechter.
De vader en moeder, beide bijgestaan door hun advocaten, hebben ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader heeft spijt betuigd over zijn gedrag en heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt om het contact met de minderjarige te herstellen. De moeder steunt ook de hulpverlening en het herstel van het contact tussen de vader en de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de impact van de echtscheidingsproblematiek en het gedrag van de vader.
De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 26 november 2020 tot 9 mei 2021, met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling. Het zelfstandig verzoek van de vader om een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken werd afgewezen, omdat het niet in het belang van de minderjarige zou zijn om de omgang met de vader af te dwingen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.