ECLI:NL:RBDHA:2020:12588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
C/09/599451 / JE RK 20-2190
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van echtscheidingsproblematiek en grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 november 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2006, in het kader van de echtscheidingsproblematiek van de ouders en het seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader. De kinderrechter had eerder op 2 november 2020 de ondertoezichtstelling al verlengd van 9 november 2020 tot 26 november 2020 en het verzoek voor het overige aangehouden. Tijdens de zitting op 24 november 2020 is de minderjarige apart gehoord door de kinderrechter.

De vader en moeder, beide bijgestaan door hun advocaten, hebben ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader heeft spijt betuigd over zijn gedrag en heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt om het contact met de minderjarige te herstellen. De moeder steunt ook de hulpverlening en het herstel van het contact tussen de vader en de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige en de impact van de echtscheidingsproblematiek en het gedrag van de vader.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 26 november 2020 tot 9 mei 2021, met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling. Het zelfstandig verzoek van de vader om een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken werd afgewezen, omdat het niet in het belang van de minderjarige zou zijn om de omgang met de vader af te dwingen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/599451 / JE RK 20-2190
Datum uitspraak: 24 november 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 16 september 2020 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. V.A.D. Enters, gevestigd te Den Haag,
[de vrouw]
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. O. Huisman, gevestigd te Den Haag.

Het procesverloop

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 2 november 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 9 november 2020 tot 26 november 2020 en het verzoek voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
  • voornoemde beschikking d.d. 2 november 2020;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van de advocaat vaderszijde d.d. 30 oktober 2020;
  • het verweerschrift van de advocaat moederszijde d.d. 12 november 2020;
  • de brief van de advocaat vaderszijde d.d. 23 november 2020.
Op 24 november 2020 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling.
[minderjarige] is op 24 november 2020 voorafgaand aan de zitting apart door de kinderrechter in raadkamer gehoord.
Voor de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking d.d. 2 november 2020.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van zes maanden. Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Er zijn al lange tijd zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] door de echtscheidingsproblematiek van de ouders en het seksueel grensoverschrijdende en intimiderende gedrag van de vader jegens [minderjarige] . De vader heeft de gebeurtenissen lange tijd ontkend, waardoor er een gebrek aan motivatie bij [minderjarige] is ontstaan om te werken aan de problematiek. Bovendien is de hulpverlening niet van de grond gekomen, omdat het dossier bij de gecertificeerde instelling en door de Coronacrisis lange tijd stil heeft gelegen. Hierdoor is de weerstand van [minderjarige] om mee te werken aan de hulpverlening verder toegenomen. Het is van belang dat de ondertoezichtstelling verlengd wordt, zodat de hulpverlening alsnog van de grond komt en er gewerkt kan worden aan het motiveren van [minderjarige] om de gebeurtenissen uit het verleden te verwerken.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. Mede bij monde van zijn advocaat heeft de vader verklaard dat hij spijt heeft van de gebeurtenissen uit het verleden. De vader vindt het belangrijk dat het contact met [minderjarige] wordt hersteld, zodat hij de erkenning kan geven die [minderjarige] nodig heeft bij het verwerken van de gebeurtenissen. De advocaat heeft namens de vader een zelfstandig verzoek ingediend tot het vaststellen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang met [minderjarige] en dat de moeder iedere dag dat ze niet tijdig hieraan voldoet een dwangsom aan de vader moet betalen (ex artikel 1:265g lid 2 BW en artikel 1:253a BW).
De moeder heeft ook ingestemd met het verzochte. Mede bij monde van haar advocaat heeft de moeder verklaard dat ze het belangrijk vindt dat de hulpverlening voor [minderjarige] alsnog van de grond komt. De moeder staat achter herstel van het contact met de vader, zodat [minderjarige] alles wat er gebeurd is een plek kan geven.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] veel heeft meegemaakt door de echtscheidingsproblematiek van de ouders en het seksueel grensoverschrijdende en intimiderende gedrag dat heeft plaatsgevonden door de vader. De vader heeft lange tijd ontkend dat de handelingen grensoverschrijdend waren en was zich niet bewust van de schade die hij bij [minderjarige] heeft veroorzaakt. [minderjarige] voelt zich hierdoor niet erkend door de vader en is mede daardoor niet gemotiveerd om te werken aan haar problemen. De afgelopen periode is – mede door toedoen van de gecertificeerde instelling – de hulpverlening nog niet van de grond gekomen. De kinderrechter is daarom van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling. Verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om [minderjarige] te motiveren de benodigde hulpverlening te accepteren en te verwerken wat ze heeft meegemaakt. De erkenning en de spijtbetuiging van de vader en het herstel van het contact kunnen daar mogelijk bij helpen. De kinderrechter is echter van oordeel dat het niet in het belang is van [minderjarige] om de omgang met de vader af te dwingen en zal daarom het zelfstandig verzoek van de vader afwijzen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 26 november 2020 tot 9 mei 2021 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2020 door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 december 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.