ECLI:NL:RBDHA:2020:12794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
AWB 19/9461
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake boetebesluit au pair bureau

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die optrad onder de naam [verzoekster 2], had bezwaar gemaakt tegen een boetebesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij haar een boete van € 16.200,00 was opgelegd voor overtredingen van de Vreemdelingenwet 2000. Tijdens de zitting op 25 augustus 2020 heeft de staatssecretaris toegezegd dat het besluit zou worden geschorst totdat op het bezwaar was beslist, en dat er tot die tijd niet tot inning van de boete zou worden overgegaan.

De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien deze toezegging, het spoedeisende belang voor het treffen van een voorlopige voorziening ontbrak. De rechter heeft daarnaast bepaald dat de staatssecretaris het griffierecht van € 345,- diende te vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege de Covid-19 maatregelen, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/9461

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2020 in de zaak tussen

[verzoekster 1], h.o.d.n. [verzoekster 2],

verzoekster,
gemachtigde: mr. C.R. Jansen,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
gemachtigde: mr. B.M. Kristel, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Bij besluit van 13 november 2019 heeft verweerder verzoekster een boete opgelegd van € 16.200,00 voor overtredingen als bedoeld in artikel 55a van de Vw 2000.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt het besluit te schorsen totdat op bezwaar is beslist of een andere passende maatregel te nemen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2020. Mevrouw [verzoekster 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat het besluit van 13 november 2019 wordt geschorst totdat op bezwaar is beslist en dat tot die tijd niet tot inning van de opgelegde boete wordt overgegaan. Gelet hierop ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisende belang om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om, onder analoge toepassing van artikel 8:75a van de Awb, verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
4. De voorzieningenrechter acht het in dit geval ook aangewezen dat verweerder het griffierecht van € 345,- vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 345,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan op 1 september 2020, door mr. E.P.W. van de Ven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Als gevolg van de maatregelen rondom Covid-19 is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.