ECLI:NL:RBDHA:2020:12863
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning na aangifte mensenhandel
Op 16 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een Nigeriaanse eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke was afgewezen door de Staatssecretaris. De afwijzing was gebaseerd op een besluit van het Openbaar Ministerie (OM) dat de aangifte van mensenhandel van de eiser niet tot een strafrechtelijk onderzoek zou leiden. Eiser had op 10 oktober 2019 aangifte gedaan van mensenhandel, maar het OM oordeelde dat zijn aanwezigheid niet noodzakelijk was voor de opsporing en vervolging van mensenhandel.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag, waarbij hij aanvoerde dat er voldoende informatie was verstrekt voor nader onderzoek en dat hij te maken had met discriminatie in Italië. De rechtbank overwoog dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de beslissing van het OM cruciaal was voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verblijfsvergunning rechtvaardigden en dat de hoorplicht niet was geschonden, aangezien verweerder op grond van de wet van het horen kon afzien.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 december 2020, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.