ECLI:NL:RBDHA:2020:12896
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 17 november 2020 een verzoekschrift ingediend voor een zorgmachtiging van 12 maanden voor een betrokkene, geboren in 1961, die lijdt aan middelgerelateerde en verslavingsstoornissen en neurocognitieve stoornissen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 9 december 2020 gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat zijn gehoord. Betrokkene stond achter de zorgmachtiging en gaf aan dat hij opgenomen moest kunnen worden indien nodig. De advocaat voegde hieraan toe dat de zorgmachtiging slechts voor zes maanden verleend kon worden, omdat de vorige machtiging was opgeheven na een ontslag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen of onvoldoende mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank oordeelde dat de verzochte vormen van zorg, zoals toediening van voeding, medicatie en beperkingen in de bewegingsvrijheid, noodzakelijk zijn om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de zorgmachtiging aansluit op een eerdere Bopz-machtiging, die op 25 september 2020 was geconverteerd. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van 12 maanden, tot en met 9 december 2021.
De beschikking is gegeven door rechter H. Wien, bijgestaan door griffier K.D. van den Berg, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.