ECLI:NL:RBDHA:2020:12904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
NL20.19981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beslissing om het asielverzoek niet in behandeling te nemen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld om het asielverzoek van eiser niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft op 3 december 2020 uitspraak gedaan in de zaak, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S.R. Kwee, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, aangezien eiser eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd. Nederland heeft Duitsland verzocht eiser terug te nemen, wat door Duitsland is geaccepteerd.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris, waarbij hij aanvoert dat Nederland de verantwoordelijkheid voor zijn asielaanvraag moet nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. Eiser stelt dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Duitsland, en dat de rechtsbijstand voor vreemdelingen niet adequaat is. De rechtbank oordeelt echter dat Nederland op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag vertrouwen op de naleving van de Europese waarden door Duitsland. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij in Duitsland geen toegang heeft tot opvang en zorg.

De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat de wijze waarop Duitsland rechtsbijstand verleent in strijd is met de Europese asielrichtlijnen. De enkele omstandigheid dat eiser mogelijk in vreemdelingenbewaring zal worden gezet, leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van structurele tekortkomingen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 december 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19981
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Kwee),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Waarover gaat deze uitspraak?

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beslissing van verweerder van
18 november 2020 (het besluit) om het asielverzoek van eiser niet in behandeling te nemen.
Verweerder heeft het asielverzoek niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor dat verzoek. [1] Nederland heeft Duitsland gevraagd eiser terug te nemen. Duitsland heeft dat verzoek geaccepteerd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.19982, plaatsgevonden op 3 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Unar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Waarom is eiser het niet eens met het besluit?

1. Eiser bestrijdt niet dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag omdat eiser eerder in dat land asiel heeft aangevraagd.
2. Wel vindt eiser dat Nederland die verantwoordelijkheid aan zich moet trekken, met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening. [2]
3. Eiser heeft toegelicht dat hij vindt dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Duitsland. De gefinancierde rechtsbijstand is ook niet adequaat voor vreemdelingen, waardoor klagen bij de Duitse autoriteiten over de problemen niet mogelijk is.

Wat vindt de rechtbank?

4. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel (het onderlinge en wederzijdse vertrouwen tussen landen van de Europese Unie) vertrouwt Nederland erop dat Duitsland zich houdt aan de afgesproken gemeenschappelijke waarden. Verweerder mag daarom ervan uitgaan dat Duitsland de asielaanvraag van eiser behandeld conform deze waarden. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat hij in Duitsland geen toegang heeft gekregen tot opvang en zorg. Daarnaast heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat hij opvang had en gesprekken kreeg omdat Duitsland verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag [3] . Het bericht over de uitzetting van Nigerianen door Duitsland, leidt niet tot een ander oordeel. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank ervan uit dat de Duitse autoriteiten de aanvragen van deze vreemdelingen inhoudelijk heeft beoordeeld.
6. Niet is gebleken dat de wijze waarop Duitsland rechtsbijstand verleent in strijd is met de geldende Europese asielrichtlijnen en het Europees Handvest [4] . Uit jurisprudentie volgt dat Duitsland zich houdt aan de internationale verplichtingen. Duitsland mag voorwaarden stellen aan het verlenen van kosteloze rechtsbijstand.
7. Uit de door eiser aangehaalde passage uit het AIDA-rapport [5] volgt niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de Duitse asielprocedure. In deze passage staat dat er geen meldingen zijn dat Dublinterugkeerders moeilijkheden ondervinden bij het opnieuw toegang verkrijgen tot een asielprocedure of andere problemen ondervinden na te zijn ondergebracht in Duitsland. De enkele omstandigheid dat eiser mogelijk in vreemdelingenbewaring zal worden gezet als zijn asielaanvraag wordt afgewezen, leidt ook niet tot de conclusie dat er sprake is van structurele tekortkomingen.
8. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2020 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Dit mag op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
2.In artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening is bepaald dat elke lidstaat kan besluiten een bij hem ingediend asielverzoek te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in de Dublinverordening neergelegde criteria niet verplicht.
3.Aanmeldgehoor, pagina’s 6 en 8.
4.Europees Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie
5.Asylum Information Database, country report: Germany, update 2019, pagina 44.