ECLI:NL:RBDHA:2020:12940
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de voldoeningen op aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en de hoorplicht
In deze zaak heeft eiseres, een B.V., bezwaar gemaakt tegen de voldoeningen op aangifte van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). De inspecteur van de Belastingdienst heeft de bezwaren ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 4 december 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van meerdere aanhangige beroepen van eiseres met betrekking tot Bpm.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij in strijd met artikel 110 VWEU meer belasting heeft voldaan dan vergelijkbare binnenlandse voertuigen. Zij stelt dat de bewijslast bij verweerder ligt en dat er sprake is van een onterecht verschil in heffingsmodaliteiten. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres de bewijslast heeft om aan te tonen dat zij te veel Bpm heeft voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat er een zodanig lange periode is verstreken tussen de voldoening en de tenaamstelling van de voertuigen dat zij te veel Bpm heeft betaald.
De rechtbank heeft ook de stelling van eiseres dat de hoorplicht is geschonden, verworpen. De rechtbank concludeert dat de inbreukprocedure die door de Europese Commissie is gestart, geen aanleiding geeft om de zaak aan te houden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen reden gezien om prejudiciële vragen aan het HvJ EU te stellen. De uitspraak is gedaan door rechter G.J. Ebbeling en is openbaar uitgesproken op 22 december 2020.