ECLI:NL:RBDHA:2020:13313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
AWB 20/6396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Marokkaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De aanvraag was ingediend op 16 maart 2020 met het doel familie te bezoeken. Het primaire besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, dat de aanvraag afwees, dateert van 24 maart 2020. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd door de minister kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in een besluit van 30 juli 2020. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet aannemelijk heeft gemaakt dat het primaire besluit op de voorgeschreven wijze aan eiser is bekendgemaakt. Dit is van belang omdat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift pas begint te lopen na de juiste bekendmaking van het besluit. De rechtbank oordeelt dat de machtiging die eiser aan zijn broer en schoonzus heeft gegeven om namens hem een bezwaarschrift in te dienen, rechtsgeldig is. De rechtbank concludeert dat de minister ten onrechte het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht van € 178. Deze uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/6396
v-nummer: [#]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser,
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een visum voor kort verblijf afgewezen.
Bij besluit van 30 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet buiten zitting uitspraak op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Eiser vraagt een visum voor kort verblijf bij zijn broer en schoonzus, mevrouw [naam 2]. De aanvraag dateert van 16 maart 2020. Het doel van zijn verblijf is familiebezoek.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser met het primaire besluit afgewezen op de grond genoemd in artikel 32, lid 1, onder a) ii van de Visumcode. [1]
3. In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard om twee redenen. De eerste reden is dat niet vastgesteld kan worden of eiser mevrouw [naam 2] heeft gemachtigd om namens hem een bezwaarschrift in te dienen. De tweede reden is dat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend. De uitreiking van de weigeringsbeschikking kan niet op 8 juli 2020 hebben plaatsgevonden, omdat de Nederlandse vertegenwoordiging te Marokko tot nader order gesloten is.
4. Eiser heeft in bezwaar en beroep gesteld dat de weigering tot het verlenen van het visum pas op 8 juli 2020 aan hem is medegedeeld. In verband met Covid-19 is geen datum van uitreiking ingevuld.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Machtiging indienen bezwaarschrift
5. Onder de machtiging tot het indienen van een bezwaarschrift door mevrouw [naam 2] staat een handtekening die overeenkomt met de handtekening op het paspoort van eiser. Dit betekent dat moet worden aangenomen dat eiser rechtsgeldig mevrouw [naam 2] heeft gemachtigd om namens hem een bezwaarschrift in te dienen.
Het door verweerder ingenomen standpunt dat de machtiging niet rechtsgeldig is, is daarom niet juist.
Tijdig indienen bezwaarschrift
6. In artikel 3:41, eerste lid, van de de Awb staat dat de bekendmaking van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, gebeurt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Uit artikel 69, eerste lid, van de Vw [2] volgt dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift vier weken is. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn van vier weken door verweerder is ontvangen.
7. Het primaire besluit bevat geen gegevens waaruit blijkt op welke datum deze is verstuurd of uitgereikt aan eiser. Verweerder heeft in het bestreden besluit ook niets gezegd over de wijze waarop dit besluit aan eiser is bekendgemaakt. Het had op de weg van verweerder gelegen om dat te doen.
Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat, en zo ja wanneer, hij het primaire besluit van 24 maart 2020 op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt aan eiser. Dit betekent dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift heeft overschreden.
Conclusie
8. Verweerder heeft bij het bestreden besluit ten onrechte het bezwaar van eiser tegen het besluit van 24 maart 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder zal alsnog een inhoudelijke beslissing op het bezwaar van eiser moeten nemen.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178 (honderdachtenzeventig euro) aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is op 24 november 2020 gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan
binnenzes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (PB 2009, L 243, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 (PB 2013, L 182, blz. 1).
2.Vreemdelingenwet 2000.