ECLI:NL:RBDHA:2020:13351
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf door COVID-19 maatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres, een Filipijnse nationaliteit houdende vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De aanvraag was ingediend op 29 oktober 2019, maar werd op 1 november 2019 door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 6 april 2020 door de minister kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank overweegt dat de afwijzing van de visumaanvraag is gebaseerd op artikel 32 van de Visumcode, waarin wordt gesteld dat een visum kan worden geweigerd indien de aanvrager als een bedreiging voor de openbare orde of volksgezondheid wordt beschouwd. In het bijzonder werd verwezen naar de COVID-19 pandemie, die tijdelijke beperkingen voor niet-essentiële reizen naar de EU met zich meebracht.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een visum, omdat zij niet kan worden aangemerkt als reiziger met een essentiële functie. De rechtbank wijst erop dat de COVID-19 pandemie een epidemie op wereldwijde schaal is en dat de aanvrager op dat moment een mogelijke bedreiging voor de volksgezondheid vormde. De beroepsgronden van eiseres worden verworpen, en het beroep wordt ongegrond verklaard. Er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.