ECLI:NL:RBDHA:2020:1360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
C/09/587185 / FA RK 20-183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1949. Het verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 22 januari 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden te verkrijgen op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die verblijft in een zorginstelling, heeft een psychogeriatrische aandoening, namelijk neurocognitieve stoornissen bij fronto temporale dementie, in combinatie met vasculaire dementie. Dit leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2020 heeft de cliënt verweer gevoerd en aangegeven dat zij bereid is naar een verpleeghuis te gaan, maar er was onduidelijkheid over haar wensen. De behandelend zaalarts heeft verklaard dat de cliënt niet meer thuis kan wonen vanwege haar aandoening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende maatregelen zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn.

De rechtbank heeft uiteindelijk de rechterlijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 3 augustus 2020, en het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, rechter, en mr. B.T.E. Groenendijk-Muller als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/587185 / FA RK 20-183
Datum beschikking: 03 februari 2020
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikkingnaar aanleiding van het op 22 januari 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[de vrouw],
hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. M.B.H. Breitschaft te Den Haag.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op
22 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
17 december 2019;
- een op 17 december 2019 ondertekende verklaring van een ter zake kundige [arts 1]
- een overzicht van de aanvraag opgesteld door het CIZ van 2 januari 2020;
- een op 16 januari 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige
arts, S.S. Vink, die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft
onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
03 februari 2020.
1.3
Ter zitting waren de volgende personen aanwezig, die door de rechtbank de zijn
gehoord:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. M.F. Laning, waarnemend haar advocaat;
- de [zaalarts] ,
- de [verpleegkundige] ,
- de [transferverpleegkundige]
- de [zoon van betrokkene] .

2.Verweer

Cliënt heeft ter zitting verweer gevoerd in die zin dat zij heeft verklaard dat zij in tegenstelling tot wat zij eerder te kennen heeft gegeven ondertussen wel naar een verpleeghuis wil gaan en aangeeft dat zij naar [verpleeghuis] wil gaan omdat zij daar veel is geweest en het huis kent. De advocaat heeft toewijzing van het verzoek bepleit omdat de cliënt zo spoedig mogelijk weg wil uit het ziekenhuis en nu bereid is naar een verpleeghuis te gaan en de kans bestaat dat er verzet zal zijn bij een eventuele overplaatsing vanuit het ziekenhuis naar een ander verpleeghuis dan cliënt beoogd.
De behandelend zaalarts heeft verklaard da sprake is van psycho neurocognitieve symptomen bij frontale dementie waardoor thuis wonen niet meer mogelijk is. Cliënt is wisselend in haar standpunt dat zij naar een verpleeghuis wil gaan.

3.Beoordeling

3.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten neurocognitieve stoornissen bij fronto temporale dementie, mengbeeld met vasculaire dementie.
3.2
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
3.3
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
3.4
Er zijn geen minder ingrijpende maatregelen om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
3.5
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf, althans bij nader uitvragen niet consistent is in haar wens om naar een verpleeghuis te gaan.
3.6
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van:
[de vrouw],
geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats]
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 03 augustus 2020.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, rechter, bijgestaan door mr. B.T.E. Groenendijk-Muller als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 03 februari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.