ECLI:NL:RBDHA:2020:1360
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Koper
- B.T.E. Groenendijk-Muller
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1949. Het verzoek werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 22 januari 2020, met als doel een machtiging voor de duur van zes maanden te verkrijgen op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die verblijft in een zorginstelling, heeft een psychogeriatrische aandoening, namelijk neurocognitieve stoornissen bij fronto temporale dementie, in combinatie met vasculaire dementie. Dit leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2020 heeft de cliënt verweer gevoerd en aangegeven dat zij bereid is naar een verpleeghuis te gaan, maar er was onduidelijkheid over haar wensen. De behandelend zaalarts heeft verklaard dat de cliënt niet meer thuis kan wonen vanwege haar aandoening. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende maatregelen zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn.
De rechtbank heeft uiteindelijk de rechterlijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 3 augustus 2020, en het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, rechter, en mr. B.T.E. Groenendijk-Muller als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.