ECLI:NL:RBDHA:2020:1361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
C/09/587586 / FA RK 20-357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1948, die verblijft in een verpleeghuis. Het verzoek tot machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 30 januari 2020, naar aanleiding van een last tot inbewaringstelling afgegeven door de burgemeester van Den Haag op 29 januari 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2020 waren de cliënt, zijn advocaat, een waarnemend arts en een verpleegkundige aanwezig. De cliënt voerde verweer tegen de voortzetting van de inbewaringstelling, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, als gevolg van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om dit nadeel te voorkomen. De machtiging werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 16 maart 2020, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. De beschikking werd vastgesteld op 11 februari 2020 en er staat cassatie open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/587586 / FA RK 20-357
Datum beschikking: 03 februari 2020
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikkingnaar aanleiding van het op 30 januari 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[de man]
hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
verblijvende in de accommodatie Verpleeghuis [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J. de Koning te Lisse.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op
30 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Den Haag van
29 januari 2020;
- de op 29 januari 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige
[arts 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren
heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op
03 februari 2020.
1.3
Ter zitting waren de volgende personen aanwezig, die door de rechtbank zijn
gehoord:
- de cliënt, bijgestaan door zijn advocaat,
- de waarnemend [arts 2]
- een verpleegkundige van de afdeling.

2.Verweer

De cliënt heeft verweer gevoerd tegen het verzochte en heeft verklaard dat hij bereid is om een paar weken langer te blijven, maar dan naar huis wil gaan. De cliënt heeft tevens verklaard dat het thuis tussen hem en zijn echtgenote niet goed is gegaan en dat hij niet weet hoe het is gegaan maar meent dat het verhaal van te veel pillen innemen niet klopt. De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit en daartoe aangevoerd dat cliënt afgelopen donderdag heeft gezegd dat hij bereid is te blijven als dat nodig is en dat vandaag ook weer zegt.
De waarnemend arts heeft verklaard dat behoefte bestaat aan zorg bij dementie en dat na een herseninfarct een grotere kans bestaat op vasculaire dementie waarbij het verloop wisselend kan zijn.

3.Beoordeling

3.1
Op 29 januari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Den Haag ten behoeve van de cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
3.2
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van de cliënt als gevolg van een psychogeriatrische aandoening dit ernstig nadeel veroorzaakt.
3.3
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
3.4
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden, is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.5
De cliënt verzet zich tegen een voortzetting van zijn verblijf in de accommodatie. Hoewel cliënt op dit moment bereid is voor korte duur in de accommodatie te verblijven, is het de vraag of die bereidheid op een ander moment nog bestaat. Zo heeft de verpleegkundige ter zitting verklaard dat zij cliënt gisteren met een koffer heeft aangetroffen waarbij cliënt te kennen gaf naar huis te willen.
3.6
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[de man]
geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 16 maart 2020.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, rechter, bijgestaan door mr. B.T.E. Groenendijk-Muller als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 03 februari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.