ECLI:NL:RBDHA:2020:1361
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L. Koper
- B.T.E. Groenendijk-Muller
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1948, die verblijft in een verpleeghuis. Het verzoek tot machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 30 januari 2020, naar aanleiding van een last tot inbewaringstelling afgegeven door de burgemeester van Den Haag op 29 januari 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 februari 2020 waren de cliënt, zijn advocaat, een waarnemend arts en een verpleegkundige aanwezig. De cliënt voerde verweer tegen de voortzetting van de inbewaringstelling, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, als gevolg van de psychogeriatrische aandoening van de cliënt. De rechtbank concludeerde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om dit nadeel te voorkomen. De machtiging werd verleend voor de duur van zes weken, tot en met 16 maart 2020, en het meer of anders verzochte werd afgewezen. De beschikking werd vastgesteld op 11 februari 2020 en er staat cassatie open tegen deze beschikking.