Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 2]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 525,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag. Dit besluit, genomen op 23 november 2020 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, werd door verzoekster bestreden. Tijdens de zitting op 8 december 2020, waar verzoekster werd bijgestaan door een waarnemer van haar gemachtigde en een tolk, werd de zaak behandeld in samenhang met een andere zaak (NL20.20285). De voorzieningenrechter oordeelde dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was en heeft het verzoek om die reden afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 525,- voor de rechtsbijstand. Deze kosten zijn gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht en zijn vastgesteld voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.