ECLI:NL:RBDHA:2020:13656
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. V.M. Oliana, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 8 december 2020, waarbij de verzoeker en verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting werd ook de zaak NL20.20149 behandeld, die verband hield met het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de zaak NL20.20149, er geen noodzaak meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en bekendgemaakt op 16 december 2020, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.