ECLI:NL:RBDHA:2020:13794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
7 januari 2021
Zaaknummer
AWB 20/3221 en AWB 20/911
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor transgender vrouw wegens huiselijk geweld in Brazilië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een transgender vrouw, eiseres, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiseres, die in 2013 naar Nederland is gekomen, stelt slachtoffer te zijn van huiselijk geweld door haar moeder en broer in Brazilië. Ze heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, maar deze is afgewezen omdat het huiselijk geweld zich niet in Nederland heeft voorgedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning, aangezien het geweld enkel in Brazilië heeft plaatsgevonden en zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich daar niet aan kan onttrekken.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de relevante regelgeving, zoals opgenomen in het Vreemdelingenbesluit 2000, niet in haar voordeel spreekt. Eiseres heeft weliswaar bewijsstukken overgelegd die de situatie van transgenderpersonen in Brazilië beschrijven, maar deze zijn niet relevant voor de beoordeling van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder terecht heeft afgezien van een hoorzitting in bezwaar, omdat er geen twijfel bestond over de afwijzing van de aanvraag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen asiel- en reguliere procedures en de noodzaak voor eiseres om een aparte asielaanvraag in te dienen als zij bescherming zoekt tegen de situatie in haar land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/3221 (beroep)
AWB 20/911 (voorlopige voorziening)
[V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter voor vreemdelingenzaken in de zaken tussen
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1987, van Braziliaanse nationaliteit (‘eiseres’, ‘zij’ en ‘haar’)
(gemachtigde: mr. M. Dorgelo),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Houben).

Procesverloop

Bij besluit van 8 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking “humanitair tijdelijk” afgewezen. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het bezwaar is beslist.
Het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 20 maart 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het gedane verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar gelijkgesteld met een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep.
Op 17 april 2020 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen het bestreden besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook was op de zitting aanwezig T. van Dijk, tolk in de Portugese taal. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep
1. Eiseres is geboren als man en is in januari 2013 Nederland ingereisd omdat zij in Brazilië vreest voor vervolging vanwege het zijn van transgender vrouw. Zij heeft op [datum] 2019 een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). Zij stelt namelijk slachtoffer te zijn van huiselijk geweld door haar moeder en broer.
2. Bij het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres voldoet niet aan de voorwaarden voor de gevraagde verblijfsvergunning. Deze verblijfsvergunning kan worden verleend aan degene die slachtoffer is geworden of dreigt te worden van huiselijk geweld in Nederland en zich in het land van herkomst niet aan het geweld kan onttrekken. Hier is geen sprake van in het geval van eiseres. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat eiseres geen bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf B8/2.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 heeft overgelegd en daarmee heeft eiseres het gestelde huiselijke geweld niet aannemelijk gemaakt. Ook heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet wordt vrijgesteld van het mvv [1] -vereiste omdat de uitzetting van eiseres niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. [2] Hiertoe acht verweerder van belang dat eiseres al zeven jaar zonder rechtmatig verblijf in Nederland verblijft en uit niets is gebleken dat zij intensieve sociale banden heeft in Nederland. Volgens verweerder heeft eiseres daarnaast nog sterke banden met het land van herkomst omdat zij daar tot haar 26e levensjaar heeft verbleven. Voor zover eiseres een beroep doet op de bescherming van de Nederlandse overheid, overweegt verweerder dat dit niet in de onderhavige reguliere procedure wordt getoetst maar dat eiseres voor dit doel een asielaanvraag in kan dienen.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat de verklaring van haarzelf en die van haar tante van 14 augustus 2019 niet zonder nadere toelichting terzijde geschoven kunnen worden aangezien deze in een strafrechtelijke procedure voldoende bewijs zouden opleveren. Verder betoogt eiseres dat verweerder in strijd handelt met de vrije bewijsleer door de aangeleverde bewijsmiddelen niet in aanmerking te nemen. Eiseres stelt zich daarnaast op het standpunt dat verweerder het geweld in Brazilië tegen transgenderpersonen niet heeft meegewogen in de besluitvorming terwijl dit geweld onbestreden een belemmering vormt om terug te keren naar Brazilië. Verweerder wijst ten onrechte naar de asielprocedure. Als verweerder van oordeel is dat uitzetting voldoende aanleiding vormt om bescherming in te roepen tegen handelingen in strijd met artikel 3 van het EVRM, dan moet verweerder de procedure doorgeleiden naar een asielprocedure. Verder voert eiseres aan dat ten onrechte geen hoorzitting in bezwaar heeft plaatsgevonden.
Juridische kader
4. De relevante regelgeving is te vinden in artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder q, en artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f (huiselijk geweld) van het Vb 2000. Verder is uit het beleid relevant paragraaf B8/2.1 van de Vc 2000. De rechtbank heeft de tekst hiervan opgenomen in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Oordeel rechtbank
5.1
Verweerder heeft de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank terecht afgewezen en overweegt daartoe als volgt. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat het huiselijk geweld niet in Nederland heeft plaatsgevonden. Zij voert namelijk zelf aan dat het huiselijk geweld in Brazilië heeft plaatsgevonden. De op de zitting ingenomen en niet onderbouwde stelling dat haar broer haar vanuit Brazilië afperst, maakt het niet anders omdat ook in dat geval het huiselijk geweld niet in Nederland plaatsvindt. Eiseres voldoet dan ook niet aan de vergunningsvoorwaarden zoals opgenomen in paragraaf B8/2.1 van het Vc 2000 en komt dus niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f, van het Vb 2000. Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het huiselijk geweld in Nederland heeft plaatsgevonden, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of het gestelde huiselijk geweld in Brazilië is onderbouwd met de overgelegde bewijsstukken.
5.2
Eiseres heeft veel stukken overgelegd over het gevaar dat transgenderpersonen lopen in Brazilië. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht in het bestreden besluit opgemerkt dat deze stukken kunnen worden beoordeeld in een asielprocedure. Eiseres moet hiervoor een aparte aanvraag indienen. Gelet op de waterscheiding tussen asiel- en reguliere procedures, is de situatie van transgenderpersonen in Brazilië – hoe vreselijk die ook is – niet relevant voor de beoordeling van de vraag of verweerder de aanvraag van een verblijfsvergunning “humanitair tijdelijk” vanwege huiselijk geweld heeft mogen afwijzen.
5.3
Ten aanzien van de beroepsgrond dat eiseres ten onrechte niet is gehoord tijdens het bezwaar, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen afzien als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de inhoud van het primaire besluit en wat daartegen door eiseres is aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier voor. In bezwaar is namelijk niets aangevoerd tegen de afwijzingsgrond dat het gestelde huiselijk geweld niet in Nederland heeft plaatsgevonden. Verweerder heef daarom kunnen afzien van horen. Van schending van de hoorplicht is geen sprake.
5.4
Het beroep is ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om de voorlopige voorziening
6. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening
7. Voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 20/3221,
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 20/911,
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.C. Kroeze, griffier.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Bijlage:
Ingevolge artikel 3.71, tweede lid, aanhef en onder q, van het Vb 2000 is – voor zover hier van belang – van het vereiste van een geldige mvv op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 vrijgesteld de vreemdeling die in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder e (eergerelateerd geweld) of onder f (huiselijk geweld) van het Vb 2000.
Op grond van artikel 3:48, eerste lid, van het Vb 2000 kan een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met tijdelijke humanitaire gronden worden verleend aan de vreemdeling die:
f. zonder verblijfstitel slachtoffer is geworden of dreigt te worden van huiselijk geweld;
(…)
Paragraaf B8/2.1 van de Vc 2000 luidt, voor zover van belang, als volgt:
(…) De IND verleent op grond van artikel 3.48, eerste lid, aanhef en onder f, van het Vb een verblijfsvergunning aan een slachtoffer van huiselijk geweld als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
1.er is sprake van (een reële dreiging van) huiselijk geweld;
2.het huiselijk geweld heeft geleid tot verbreking van de (huwelijks)relatie;
3.het huiselijk geweld heeft geen relatie met eer(wraak);
4.het slachtoffer kan zich niet onttrekken aan het huiselijk geweld door vestiging in het land van herkomst; en
5.het slachtoffer komt niet op enige andere grond dan in deze paragraaf genoemd in aanmerking voor een verblijfsvergunning.
Ad 4.
De vreemdeling moet aannemelijk maken dat hij zich niet aan het geweld kan onttrekken als hij zich zou vestigen in het land van herkomst. Naast geweld of dreiging van geweld in Nederland moet ook in het land van herkomst dreiging aanwezig zijn. De vreemdeling moet aannemelijk maken dat van de kant van de familieleden die in het land van herkomst wonen, dreiging voor betrokkene uitgaat.
Paragraaf B8/2.3 van de Vc 2000 luidt, voor zover van belang, als volgt:
(…) De IND beschouwt als bewijsmiddel van huiselijk geweld:
  • recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden; óf
  • een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld.
in combinatie met recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.