ECLI:NL:RBDHA:2020:14009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
19.27692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker, vertegenwoordigd door C.M. Suurmeijer-Wawoe, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door D. Vos. De zaak betreft een verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten, nadat verweerder op 1 april 2020 had aangegeven niet bereid te zijn deze kosten te vergoeden. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft overwogen dat de verzoeker op 15 november 2019 beroep had ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Verweerder had op 27 november 2019 alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoeker het beroep had ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Verweerder stelde dat het intrekken van het beroep betekende dat verzoeker afstand had gedaan van een eventuele proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van verzoeker zich richtte tegen het niet tijdig nemen van een besluit en dat dit mede betrekking had op het alsnog genomen besluit van 27 november 2019. De rechtbank oordeelde dat verzoeker op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb niet afzonderlijk beroep hoefde in te stellen tegen dit besluit. Aangezien verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing had genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het bedrag vastgesteld op € 262,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.27692

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], met V-nummer [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: C.M. Suurmeijer-Wawoe),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: D. Vos).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 1 april 2020 laten weten dat hij niet bereid is de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verzoeker heeft op 15 november 2019 beroep ingesteld, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 27 november 2019 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Tevens heeft verzoeker op 27 november 2019 beroep ingesteld tegen het besluit van 27 november 2019. De rechtbank heeft op 23 december 2019 uitspraak gedaan (Nl.19.288588).
4. Verweerder schrijft in zijn brief van 1 april 2020 dat hij geen aanleiding ziet voor een veroordeling in de proceskosten. Verweerder geeft als reden dat, onder verwijzing naar artikel 6:20 derde lid van de Awb, geldt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Verweerder vindt het in dit kader van belang dat op 27 november 2019 de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder is van mening dat het intrekken van het beroep met kenmerk NL19.27692 als gevolg heeft dat verzoeker afstand heeft gedaan van een eventuele proceskostenveroordeling. Door het opnieuw instellen van een beroep tegen het bestreden besluit is duidelijk dat verzoeker van mening is dat er niet geheel aan het eerdere beroep tegemoet is gekomen, met als gevolg dat verzoeker ten onrechte het beroep heeft ingetrokken en heeft verzocht om een proceskostenveroordeling.
5. Het beroep van 15 november 2019 richtte zich tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder en zou mede betrekking hebben gehad op het alsnog genomen besluit van 27 november 2019 omdat verweerder daarin niet geheel aan het beroep tegemoet was gekomen. Verzoeker heeft dan ook op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb niet afzonderlijk beroep hoeven in te stellen tegen dit besluit. De rechtbank stelt vast dat verzoeker verweerder op 29 oktober 2019 in gebreke gesteld. Verweerder was gehouden om uiterlijk op 12 november 2019 een beslissing te nemen. Op 27 november 2019 is verweerder aan het beroep van verzoeker tegemoet gekomen door alsnog een reëel besluit te nemen. Daarbij is de inhoud van de beslissing van verweerder niet van belang.
6. Omdat verweerder pas nadat verzoeker beroep heeft ingesteld, een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bbp is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van S.M. Bakker, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
21 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u hiertegen in verzet. U moet hiervoor binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt een verzetschrift indienen. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.