ECLI:NL:RBDHA:2020:14083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
NL20.16341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit Myanmar, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat Spanje niet langer aan zijn verdragsverplichtingen voldoet en dat er onvoldoende opvangplekken zijn voor asielzoekers, vooral in het licht van de coronasituatie.

Tijdens de zitting op 22 september 2020 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het algemeen inhoudt dat Nederland ervan uit kan gaan dat Spanje zijn verplichtingen nakomt. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Spanje dit niet doet. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar verschillende rapporten, waaronder het AIDA-rapport, waaruit blijkt dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de Spaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de coronasituatie en de reisadviezen van het ministerie van Buitenlandse Zaken beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de situatie in Spanje niet dermate bijzonder is dat dit een belemmering vormt voor de overdracht van eiser naar Spanje. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL20.16341
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. J.A. Nijland),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 26 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw N.N. Lwin. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser komt uit Myanmar. Hij heeft op 5 juli 2020 een asielaanvraag gedaan. Deze aanvraag heeft verweerder niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) omdat op grond van de Dublinverordening1 Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Spanje heeft een verzoek van Nederland om overname op 6 augustus 2020 aanvaard.
Eiser is het daar niet mee eens. Volgens eiser kan ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Verweerder had de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich moeten trekken. Ten eerste stelt eiser dat in Spanje niet genoeg opvangplekken beschikbaar zijn voor asielzoekers. De reden daarvoor is dat het aantal asielzoekers in Spanje in de afgelopen twee jaar is toegenomen en de duur van de behandeling van asielaanvragen is opgelopen tot
1. Verordening 604/2013 (PbEU 2013 L180).
gemiddeld twee jaar. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar een analyse van Refugees International van 27 juli 2020. Verder verwijst eiser naar het ’Country Report: Spain 2019 Update’ van AIDA van april 2020 (p. 34-35) en het rapport van de Spanish Commission for Refugees (CEAR) van 12 maart 2020. Daaruit blijkt dat asielzoekers eerst maanden moeten wachten op de registratie van hun asielaanvraag en dat zij pas daarna opvang krijgen. Op dit moment is de wachttijd voor de registratie van een asielaanvraag zes maanden. Gelet daarop is het zeer aannemelijk dat eiser bij overdracht naar Spanje geen opvang krijgt. In dit verband doet eiser ook nog een beroep op een uitspraak2 van het
senior high courtin het Verenigd Koninkrijk, waarin is besloten dat geen asielzoekers meer mogen worden overgedragen naar Spanje op grond van de Dublinverordening. Ter illustratie van het overvolle asielsysteem in Spanje wijst eiser nog op een artikel van de NOS van 9 augustus 2020 met de titel:
‘Incidenten leggen kwetsbaarheid migranten in Spaanse
groente- en fruitteelt bloot’. Gelet op de overgelegde stukken ligt het volgens eiser nu op de weg van verweerder om zich ervan te vergewissen dat Spanje zich jegens eiser zal houden aan de geldende internationale verplichtingen. Eiser verwijst in dit verband naar het arrest van het Hof van 21 december 2011 in de zaken N.S. e.a.3
3. Verder voert eiser aan dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd. Eiser acht het tegenstrijdig dat hem enerzijds wordt tegengeworpen dat hij niet uit eigen ervaring kan putten wat betreft de kwaliteit van de Spaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen en anderzijds dat eiser in Spanje opvang heeft gehad en dus geen sprake is van tekortkomingen. Daarnaast heeft eiser in de zienswijze voldoende gemotiveerd dat uit de manier waarop eiser is opgevangen blijkt dat Spanje zich niet aan de Opvangrichtlijn houdt. Verweerder heeft dit niet onderkend.
4. Tot slot doet eiser nog een beroep op de situatie in Spanje vanwege het coronavirus. Gelet op de reisadvies (kleurcode oranje) van het ministerie van Buitenlandse Zaken is het onverantwoord om eiser over te dragen naar Spanje.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Spanje dit niet doet. Eiser is daar niet in geslaagd. Verweerder mag daarom van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. De rechtbank legt hierna uit waarom zij tot dit oordeel komt.
6. Hoewel uit de analyse van Refugees International van 27 juli 2020 blijkt dat het aantal asielzoekers in Spanje in de afgelopen twee jaar is toegenomen en de wachttijd voor de behandeling van een asielaanvraag is opgelopen, blijkt uit de analyse niet dat Dublinterugkeerders structureel geen toegang krijgen tot opvangvoorzieningen. Eiser heeft in dat opzicht dus geen informatie overgelegd die wezenlijk anders is dan de informatie in het AIDA-rapport (update 2019). Dit rapport is aan de orde geweest in een procedure bij de rechtbank Rotterdam4, waarin is geoordeeld dat uit het AIDA-rapport niet blijkt van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en voorzieningen in Spanje. De rechtbank
2 Zie
https://www.theguardian.com/uk-news/2020/sep/16/uk-judge-halts-home-office-flight-to- remove-asylum-seekersen
https://www.arabnews.com/node/1735981/world:
3 C-411/10 en C-493/10, EU:C:2011:865.
4 NL20.7657.
ziet in de omstandigheid dat Spanje nu meer asielaanvragen moet behandelen, geen aanleiding om anders te oordelen.
7. De rechtbank leidt uit het AIDA-rapport (april 2020) af dat er in 2018 gevallen zijn gemeld van Dublinterugkeerders die werden uitgesloten van opvang en voorzieningen, maar wijst er ook op dat in het AIDA rapport staat vermeld dat het Spaanse Tribunal Superior de Justitia in 2019 heeft geoordeeld dat alle terugkeerders in het kader van de Dublinverordening tot de opvang toegelaten moeten worden. Dit heeft geleid tot instructies van het Ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid dat Dublinclaimanten toegang tot de opvang moeten krijgen (pagina’s 46 en 74 van het AIDA-rapport). Hieruit blijkt dat de Spaanse autoriteiten actie ondernemen naar aanleiding van klachten met betrekking tot het uitsluiten van Dublinterugkeerders vvan opvang en voorzieningen en dat zij hier niet onverschillig tegenover staan. Uit AIDA-rapport volgt naar het oordeel van de rechtbank daarom niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang en ook niet dat eiser als Dublinclaimant geen recht zal hebben op opvang in Spanje. Dit volgt evenmin uit het rapport van de CEAR van 12 maart 2020, waaruit blijkt dat sommige asielzoekers problemen ervaren bij het verkrijgen van opvang. Uit dit rapport kan niet worden afgeleid dat deze problemen structureel van aard zijn.
8. Over de uitspraak van het
senior high courtvan het Verenigd Koninkrijk overweegt de rechtbank dat de uitspraak zelf niet is overgelegd, maar dat alleen is verwezen naar nieuwsberichten over deze uitspraak. Uit deze nieuwsberichten kan de rechtbank niet afleiden om welke redenen het
senior high courtheeft geoordeeld dat de betreffende asielzoekers niet aan Spanje mochten worden overgedragen. Uit de nieuwsberichten blijkt niet dat in Spanje sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het persoonlijk relaas van eiser biedt evenmin aanknopingspunten om tot een ander oordeel te komen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser, als illegaal verblijvende vreemdeling, in Spanje opvang heeft gehad. Daarnaast heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden in Spanje. Dat eiser, vanwege de coronacrisis, tijdens het verblijf in Spanje zo veel mogelijk binnen moest blijven, betekent nog niet dat Spanje zich niet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel of de Richtlijnen houdt. Verder stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiser nu naar Spanje gaat als Dublinterugkeerder en niet als illegaal verblijvende vreemdeling. In die zin werpt verweerder eiser terecht tegen dat hij niet eigen ervaring kan putten wat betreft de kwaliteit van de Spaanse asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Van een tegenstrijdigheid in het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. Verder zijn er zijn geen concrete aanknopingspunten aangevoerd waaruit blijkt dat de Spaanse autoriteiten onvoldoende maatregelen nemen om het coronavirus in te dammen en verdere verspreiding te voorkomen, in het bijzonder voor personen die op grond van de Dublinverordening worden overgedragen. Daarnaast is de situatie in Spanje vanwege het coronavirus niet dermate bijzonder en individueel. Het coronavirus raakt niet alleen eiser, maar alle mensen die in Spanje verblijven. Verder zijn de reisadviezen van het ministerie van Buitenlandse Zaken niet bindend. Bij de kleurcode oranje adviseert het ministerie van Buitenlandse Zaken alleen naar dit gebied te reizen als dat echt noodzakelijk is. Niet valt in te zien dat de Minister van Buitenlandse Zaken met dit advies een oordeel heeft willen
geven over de bevoegdheid van verweerder een asielzoeker op grond van de Dublinverordening over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Eiser verzoekt tot slot om de door hem ingediende zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat verweerder hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiser in beroep niet toelicht waarom de reactie van verweerder tekortschiet, kan de enkele verwijzing niet leiden tot het daarmee door hen beoogde resultaat.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan op:
25 september 2020

Documentcode: DSR12832078

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.