ECLI:NL:RBDHA:2020:14088

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
NL20.20555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Duitsland onder de Procedurerichtlijn

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 27 november 2020, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvraag. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Breda, is de eiser niet verschenen, maar was de staatssecretaris vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van de asielaanvraag. De enige vraag die aan de orde was, was of de staatssecretaris de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag aan zich had moeten trekken. De eiser voerde aan dat het systeem van gefinancierde rechtsbijstand voor asielzoekers in Duitsland niet in overeenstemming zou zijn met de Procedurerichtlijn, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris dit in het bestreden besluit voldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat zelfs als de eiser in Duitsland geen gefinancierde rechtsbijstand had gekregen, dit niet noodzakelijkerwijs in strijd was met de Procedurerichtlijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20555
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.H. Steenbergen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.20556, plaatsgevonden te Breda op 17 december 2020. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
2. Uitsluitend in geschil is of verweerder de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag aan zich had moeten trekken.
3. Eiser heeft daartoe aangevoerd dat het systeem van gefinancierde rechtsbijstand voor asielzoekers in Duitsland niet in overeenstemming is met de Procedurerichtlijn. [1]
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit goed uitgelegd dat daarvan geen sprake is: het Duitse systeem valt binnen de reikwijdte van artikel 19, 20 en 21 van de Procedurerichtlijn.
5. In beroep is daartegen aangevoerd dat eiser in Duitsland geen recht had op gefinancierde rechtsbijstand en dat hem daarom geen daadwerkelijk rechtsmiddel ter beschikking stond.
6. Deze stelling is niet onderbouwd: eiser heeft geen stukken overgelegd betreffende zijn Duitse asielprocedure. Maar zelfs als hij in Duitsland geen rechtsbijstand heeft gekregen, kan dat in overeenstemming zijn met de Procedurerichtlijn: de Duitse rechter kan immers oordelen dat de zaak onvoldoende kans van slagen heeft en om die reden bepalen dat de vreemdeling geen gefinancierde rechtsbijstand krijgt. De Procedureverordening staat dat toe. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de asielprocedure in Duitsland onzorgvuldig is geweest.
7. De beroepsgrond treft geen doel.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2020 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D'Hoore, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Richtlijn 2013/32/EU.