ECLI:NL:RBDHA:2020:14088
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Duitsland onder de Procedurerichtlijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 27 november 2020, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van deze aanvraag. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Breda, is de eiser niet verschenen, maar was de staatssecretaris vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van de asielaanvraag. De enige vraag die aan de orde was, was of de staatssecretaris de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag aan zich had moeten trekken. De eiser voerde aan dat het systeem van gefinancierde rechtsbijstand voor asielzoekers in Duitsland niet in overeenstemming zou zijn met de Procedurerichtlijn, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris dit in het bestreden besluit voldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat zelfs als de eiser in Duitsland geen gefinancierde rechtsbijstand had gekregen, dit niet noodzakelijkerwijs in strijd was met de Procedurerichtlijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.