ECLI:NL:RBDHA:2020:14092
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag wegens gebrek aan nieuwe elementen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvolgende asielaanvraag van eiser, die van Malinese nationaliteit is. Eiser had eerder een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 21 februari 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep ongegrond. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze uitspraak in hoger beroep op 5 juni 2019, waardoor het besluit van 21 februari 2019 in rechte vaststond.
Op 26 juni 2019 diende eiser een opvolgende asielaanvraag in, die door de staatssecretaris op 22 juni 2020 niet-ontvankelijk werd verklaard. De staatssecretaris stelde dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser heeft in zijn opvolgende aanvraag zijn afkomst uit Mali en de ontwikkeling van zijn LHBTI-identiteit als nieuwe elementen gepresenteerd, maar de rechtbank oordeelde dat deze elementen niet voldoende waren om de aanvraag ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de overgelegde documenten, waaronder een geboorteakte en andere bewijsstukken, niet voldoende waren om de Malinese nationaliteit aan te tonen. Ook de argumenten met betrekking tot de seksuele oriëntatie van eiser werden als onvoldoende gemotiveerd beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser heeft de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.