6.6Ook heeft eiser een verklaring van [naam] overgelegd, gedateerd van 2 april 2020. Zij is [functie] vanuit [naam] en zij verklaart het volgende:
“
Hierbij een kort verslag van mijn observaties in het gezin [naam] . Vanuit mijn functie als [functie] bij [naam] was ik bij het gezin [naam] betrokken tussen juni 2017 en december 2019. Mevr. [naam] woonde eerst met de kinderen, [naam] en [naam] , in de opvang van de [naam] . Er was een onderzoek ingesteld naar de biologische vader van de kinderen, dhr. [naam] , wegens verwaarlozing en mishandeling van de kinderen. Dhr. [naam] is vervolgens uit de ouderlijke macht gezet. De kinderen waren jarenlang blootgesteld aan verwaarlozing en mishandeling. Beide kinderen waren slachtoffer van mishandeling door vader en getuige van huiselijk geweld, van vader richting moeder. Mevr. [naam] heeft in de afgelopen 2,5 jaar hard gewerkt aan haar herstel en die van haar kinderen. De kinderen hebben trauma behandeling gehad. desondanks hebben de kinderen, met name [naam] , nog steeds extra ondersteuning nodig. [naam] zit op speciaal onderwijs. Zijn problematiek (trauma klachten, taalontwikkelingsstoornis, korte concentratie, gedragsproblemen) blijft thuis en op school echter bestaan, ondanks alle ingezette hulpverlening. Wegens de ernst en complexiteit van de problematiek van de kinderen (chronisch getraumatiseerde kinderen, trauma vond plaats op zeer jonge leeftijd) heeft mevr. [naam] ondersteuning nodig om op een adequate manier voor de veiligheid van haar kinderen te kunnen zorgen. Mevr. [naam] is zelf door de [naam] gediagnosticeerd als Laag Verstandelijk Beperkt (LVG), wat een bijkomende gecompliceerde factor is.
Dhr. [naam] is sinds zomer 2018 een stabiele factor in het gezin. Hij begrijpt de kinderen en kan bij hen aansluiten. Hij heeft een sterke positieve invloed op de kinderen, met name op [naam] . [naam] identificeert zich met zijn stiefvader. Beide kinderen zijn nog steeds erg bang voor hun biologische vader. Ze zijn bang dat hij weer in hun leven kan verschijnen en hun kan meenemen. Dhr. [naam] is een positief mannelijk rolmodel voor de kinderen. Aangezien mevr. [naam] geen familie in Nederland heeft, is de rol van dhr. [naam] [ [naam] ] nog belangrijker. Dhr. [naam] [ [naam] ] stelt zich betrokken naar de kinderen op. Hij heeft deelgenomen aan het opvoedondersteuning traject vanuit [naam] en aan de gesprekken bij de [naam] , [naam] en de school voor speciaal onderwijs. Deze kinderen hebben heel veel in hun korte leven meegemaakt. Een gevoel van veiligheid en stabiliteit is essentieel voor hun herstelproces en voor hun verdere ontwikkeling. Als dhr. [naam] [ [naam] ] uit hun leven verdwijnt, zou dat zeer ingrijpend voor de kinderen zijn. Hun oude trauma (onder andere door belangrijke mensen in hun leven in de steek gelaten worden) zou getriggerd kunnen worden, waardoor alle ingezette interventies ontkracht worden en mevr. [naam] en de kinderen een (blijvende) terugval krijgen. Dhr. [naam] is vader voor deze kinderen, een liefhebbende en steunende vader die deze kinderen nooit hebben gehad. Sinds december 2019 ben ik niet meer betrokken bij het gezin. Er zijn nog steeds meerdere hulpverleningsinstanties betrokken. Als dhr. [naam] een deel van het gezin mag blijven uitmaken, biedt dat rust en kans om de hulpverlening af te bouwen en hopelijk te beëindigen.”
7. De rechtbank overweegt dat de inhoud van de hiervoor aangehaalde stukken, niet kenbaar is betrokken in de motivering van verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met het overleggen van deze stukken aangetoond dat het vertrek van eiser en de scheiding tussen hem en referenten gevolgen zal hebben voor het evenwicht van referenten. Ook heeft eiser met deze stukken onderbouwd dat de lichamelijke en emotionele ontwikkeling van referenten kwetsbaar is en de mate van zijn affectieve relatie met referenten voldoende toegelicht., Dat verweerder dit in de besluitvorming heeft betrokken, is niet terug te lezen.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het motiveringsgebrek in het verweerschrift is gerepareerd. Hierin staat immers vermeld dat de afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referenten niet is aangetoond, omdat de moeder van de kinderen in alle opzichten het gezag voor de kinderen heeft en dat de kinderen bij haar kunnen blijven. Niet is gebleken dat eiser de wettelijke, financiële of affectieve verantwoordelijkheid draagt voor de kinderen. Het beeld van eiser dat uit de overgelegde stukken naar voren komt, doet aan het voorgaande niet af, aldus verweerder. Verweerder verwijst in dit kader naar het arrest O.S. en L. van het HvJ-EU van 6 december 2012. Uit dit arrest blijkt volgens verweerder dat de kinderen enkel genoodzaakt zijn de EU te verlaten en eiser te volgen, indien de kinderen ten laste komen van eiser en de kinderen in hun levensonderhoud volledig van hem afhankelijk zijn.
9. De rechtbank kan verweerders stelling, dat het motiveringsgebrek uit het bestreden besluit met het verweerschrift is gerepareerd, niet volgen gelet op alle omstandigheden die met betrekking tot referenten uit de door eiser overgelegde stukken naar voren komen (zoals omschreven onder 6.1 t/m 6.6). Ook acht de rechtbank van belang dat uit het arrest Chavez-Vilchez volgt dat voor de beoordeling of sprake is van een afhankelijkheidsrelatie relevant kan zijn dat de andere ouder, burger van de EU, alleen de daadwerkelijke zorg voor het kind kan en wil dragen, in dit geval de moeder, maar dat dit op zichzelf niet kan leiden tot de conclusie dat geen afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen referenten en de derdelander ouder. Daarbij komt dat niet blijkt dat verweerder in dit kader betrokken heeft dat de moeder van referenten een licht verstandelijke beperking heeft en naar voren heeft gebracht niet alleen voor de kinderen te kunnen en willen zorgen. De enkele stelling dat zij het wettelijk gezag heeft, de kinderen door haar met behulp van hulpverleningsinstanties verzorgd kunnen worden en dat de kinderen bij haar kunnen blijven wonen, is daarom onvoldoende voor de vaststelling van verweerder dat de door eiser gestelde afhankelijkheidsverhouding tussen hem en referenten afwezig is. Verweerder had immers alle omstandigheden in het hogere belang van referenten in zijn beoordeling moeten betrekken en heeft dat niet gedaan.
10. Anders dan verweerder, is de rechtbank van oordeel dat eiser met de overgelegde verklaringen van verschillende professionals voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tussen hem en referenten een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat de kinderen genoopt zouden zijn het grondgebied van de Europese Unie te verlaten indien aan eiser een verblijfsrecht wordt geweigerd.
11. Gelet op het voorgaande, concludeert de rechtbank dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder zal binnen zes weken een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
12. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
13. Met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden.
14. Verder ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van een verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).