ECLI:NL:RBDHA:2020:14214
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 december 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers B.V. en Atrium Vastgoedontwikkeling B.V. tegen het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 27 augustus 2020, waarbij aan hen een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom is opgelegd. Tijdens de zitting op 7 december 2020 hebben verzoekers hun standpunt toegelicht, waarbij zij zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een advocaat.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat voor het treffen van een voorlopige voorziening onverwijlde spoed vereist is, gelet op de betrokken belangen. Verzoekers stelden dat hun financiële situatie in het geding was door het opleggen van de lasten, wat hen zou beletten om hun verplichtingen jegens huurders na te komen. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake was van een acute financiële noodsituatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de door verzoekers aangevoerde gronden niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen spoedeisend belang was.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. H.B. Brandwijk. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.