Uitspraak
Afstamming, gezag, hoofdverblijfplaats en omgang
[X] en [partner van X] ,
[Y] en [grootmoe vz]
Jeugdbescherming west Haaglandente Den Haag
,als GI tot 4 maart 2020 belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling (OTS) van de minderjarige
[minderjarige] ,geboren [geboortedatum 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag, dossiernummer [nummer]
Procedures
- de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] te verlengen van 18 maart 2020 tot 18 maart 2021;
- de stichting JBW te Den Haag per direct te vervangen door de WSS te Amsterdam als GI die is belast met de verdere uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] ;
- de hoofddoelen van de verdere ondertoezichtstelling van [minderjarige] te herformuleren op de wijze zoals in die beschikking van 4 maart 2020 is bepaald.
Verzoeken
- het verzoek namens de moeder [X] tot eenhoofdig gezag over [minderjarige] :
- het verzoek namens de moeder [X] tot ontzegging of sterke beperking van de omgang tussen [minderjarige] en de juridische vader [Y] ;
- het primaire tegenverzoek namens de juridische vader [Y] om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem ( [Y] ) te bepalen en het gezag van de moeder [X] over [minderjarige] sterk te beperken;
- het subsidiaire tegenverzoek van de juridische vader [Y] tot opnieuw vaststelling van een onbegeleide of eerst begeleide zorgregeling tussen [minderjarige] en hem ( [Y] ).
Feiten
- Op [geboortedatum 1] 2014 is te Den Haag uit de moeder [X] geboren de minderjarige [minderjarige] .
- [minderjarige] heeft aan moederszijde een oudere halfbroer [halfbroer mj] geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats 2] , die in [woonplaats halfbroer mj] woont en opgroeit bij zijn grootouders [geslachtsnaam grootouders] aan zijn vaderszijde. [halfbroer mj] verblijft om het weekend bij zijn moeder [X] en zijn halfbroer [minderjarige] .
- De moeder [X] heeft in 2014 een achteraf bezien relatief korte affectieve relatie gehad met de juridische vader [Y] . [Y] heeft [minderjarige] op 1 augustus 2014 (een dag dus na de geboorte van [minderjarige] ) erkend als zijn kind maar is niet de biologische vader van [minderjarige] . De moeder [X] en de juridische vader [Y] zijn per 4 september 2014 op eigen verzoek gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
- De moeder [X] heeft na de partnerbreuk met [Y] een affectieve relatie gehad en met [minderjarige] (deels) samengewoond met een andere man, van wie de naam niet uit de processtukken blijkt. Die toenmalige woning van [X] , [minderjarige] en haar toenmalige partner in [plaatsnaam 1] is in 2017 ontruimd wegens een daar aangetroffen hennepkwekerij.
- De moeder [X] heeft daarna sinds januari 2018 een affectieve relatie met haar nieuwe partner [partner van X] en woont sinds 1 april 2018 feitelijk ook met [partner van X] samen.
- [minderjarige] woont dus sinds 1 april 2018 bij zijn moeder [X] en bij zijn (informele) stiefvader [partner van X] op een geheim adres in [woonplaats 1] . Volgens [X] en [partner van X] is [partner van X] ook de biologische vader van [minderjarige] , maar dat staat tot dusver niet vast.
- De juridische vader [Y] en zijn moeder (de juridische grootmoeder aan vaderszijde) [grootmoe vz] hebben vanaf begin 2015 na de partnerbreuk tussen [X] en [Y] omgang en family life met [minderjarige] gehad en [minderjarige] mede opgevangen, verzorgd en opgevoed, totdat de moeder [X] dat alles vanaf 1 april 2018 stopzette.
- Er liepen en lopen bij deze rechtbank vele procedures tussen enerzijds [X] en [partner van X] en anderzijds [Y] en [grootmoe vz] over de nu ruim 5-jarige [minderjarige] betreffende samengevat afstamming, gezag, hoofdverblijfplaats, gezagsgeschillen, omgang, ondertoezichtstelling, vervanging GI en machtiging uithuisplaatsing. Samengevat heeft deze rechtbank daarin tot dusver op chronologische volgorde het volgende beslist.
- Bij beschikking van 22 februari 2018 heeft deze rechtbank op verzoek van de moeder [X] als bijzonder curator van [minderjarige] ex art. 1:212 BW mr. [naam bijzondere curator] benoemd.
- Bij beschikking van 18 juni 2018 heeft deze rechtbank [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van JBW van 18 juni 2018 tot 18 september 2018 en daarbij ook een voorlopige omgangsregeling tussen [minderjarige] en zijn juridische vader [Y] vastgesteld.
- Bij kort geding vonnis van 12 juli 2018 heeft deze rechtbank de moeder [X] veroordeeld tot nakoming van de bij beschikking van 18 juni 2018 vastgestelde voorlopige zorgregeling op straffe van een dwangsom. Alle overige vorderingen in kort geding van de vader [Y] zijn toen afgewezen.
- Bij mondelinge uitspraak in kort geding van 30 juli 2018 heeft deze rechtbank de vorderingen in kort geding van de moeder [X] tot vervangende toestemming voor een paspoort en een zomervakantie 2018 naar Suriname van [minderjarige] afgewezen.
- Bij beschikking van 17 september 2018 heeft deze rechtbank [minderjarige] op advies van de RvdK vervolgens onder toezicht gesteld van JBW van 18 september 2018 tot 18 september 2019, met de in die beschikking vermelde elf doelstellingen voor [minderjarige] .
- Bij beschikking van 15 oktober 2018 heeft deze rechtbank samengevat bepaald dat de werkzaamheden van de bijzondere curator mr. [naam bijzondere curator] in eerste aanleg zijn beëindigd en dat de bijzondere curator het niet in het belang acht van [minderjarige] dat de erkenning door de vader [Y] wordt vernietigd, zodat de rechtbank daarover niets hoeft te beslissen. Verder heeft de rechtbank toen beslist dat [minderjarige] hoofdverblijfplaats heeft bij zijn moeder [X] , een zorgregeling van [minderjarige] met zijn vader [Y] vastgesteld tot en met de herfstvakantie 2018 en voor het overige de duur en frequentie van de verdere zorgregeling overgelaten aan JBW in het kader van de OTS, en het verzoek tot eenoudergezag van de moeder [X] ten slotte pro forma aangehouden.
- Bij beschikking van 12 juni 2019 heeft deze rechtbank bepaald dat de ouders van [minderjarige] samengevat naar het Wilmahuis te [plaatsnaam 2] moeten gaan voor begeleide omgang tussen [minderjarige] en zijn vader [Y] met een duur en frequentie zoals in die beschikking is bepaald. Ook heeft de rechtbank toen bepaald dat de moeder [X] de vader [Y] eens per twee maanden via email informatie over en een foto van [minderjarige] moet toesturen, onder afwijzing van al het toen over en weer meer of anders verzochte.
- Bij kort geding vonnis van 8 augustus 2019 heeft deze rechtbank de RvdK met spoed verzocht een onderzoek te verrichten zoals vermeld in dat kort geding vonnis en daarover te rapporteren en te adviseren in de door de moeder [X] nog te starten bodemprocedure. Ook heeft de kort geding rechter de moeder [X] veroordeeld tot nakoming van de begeleide omgangsregeling via het Wilmahuis zoals bij beschikking van 12 juni 2019 is bepaald op straffe van een dwangsom en tot alsnog behoorlijke nakoming van de informatieregeling uit die beschikking zonder dwangsom. Al het over en weer in kort geding toen meer of anders gevorderde is afgewezen.
- Bij beschikking van 3 september 2019 heeft deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 18 september 2019 tot 18 maart 2020, met behoud van de stichting JBW als GI en onder afwijzing van het zelfstandig verzoek van [Y] tot vervanging van JBW als GI.
- Bij beschikking van 25 november 2019 heeft deze rechtbank een regierechter voor [minderjarige] benoemd en een gecombineerde regiezitting bepaald op 5 februari 2020, met de daarin vermelde procesinstructies aan de advocaten aan weerszijden en aan JBW.
- Bij beschikking van 4 maart 2020 heeft deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 18 maart 2020 tot 18 maart 2021, voorts JBW vervangen door de WSS als de GI die is belast met de verdere uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] , en tot slot de vier hoofddoelen van de verdere OTS van [minderjarige] geherformuleerd.
Beoordeling
met spoeddoor de RvdK verzoeken naar en over de huidige en toekomstige belangen en situatie van de minderjarige [minderjarige] [Y] . Dit met in ieder geval een gemotiveerd en concreet actueel advies van de RvdK over de volgende zes concrete vragen van de rechtbank:
Beslissingen
Een termijn van 3 maanden na dagtekening beschikkingover het onderzoek en de conclusies daarvan, vergezeld van de einddeclaratie zal moeten zenden naar de ondergetekende griffier mr. I.B. van Angeren van de rechtbank Den Haag, team Familie, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag met vermelding van het zaaknummer C/09/563906, dit zo mogelijk
uiterlijk op 1 juli 2020;
met spoedeen nieuw actueel onderzoek te verrichten, daarover aan de rechtbank te rapporteren en een concreet en gemotiveerd advies op maat uit te brengen over in ieder geval de hiervoor bij het kopje “nieuw onderzoek en advies RvdK” door de rechtbank vermelde zes concrete vragen van de rechtbank over de minderjarige [minderjarige] [Y] , geboren op [geboortedatum 1] 2014 te Den Haag;
1 juli 2020 pro forma; uiterlijk op die datum moet de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies hebben uitgebracht
1 juli 2020 pro forma.
mr. I.B. van Angeren, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2020.