ECLI:NL:RBDHA:2020:14272
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen inreisverbod en terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend die als kennelijk ongegrond was afgewezen. Na de afwijzing werd haar op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 uitstel van vertrek verleend tot 30 december 2019, omdat zij op 18 november 2019 was bevallen. Echter, op 30 december 2019 werd haar een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd, waartegen zij in beroep ging.
De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk procesbelang was, ondanks het aangekondigde vertrek van eiseres uit Nederland. Eiseres voerde aan dat zij in de veronderstelling was gelaten dat er geen inreisverbod zou worden opgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat uit de stukken niet bleek dat dit het geval was. Eiseres had de mogelijkheid gehad om haar omstandigheden aan te voeren tijdens een hoorzitting over het voornemen om een inreisverbod op te leggen.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris verplicht was om een inreisverbod op te leggen, gezien de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank volgde het standpunt van de Staatssecretaris dat het inreisverbod niet alleen verband hield met het onrechtmatige verblijf van eiseres, maar ook met de afwijzing van haar asielaanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd niet in het openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.