ECLI:NL:RBDHA:2020:14274
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na uitspraak in beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Ivoriaanse nationaliteit, had op 21 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 11 september 2020, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. F.J.E. Hogewind, en waar ook een tolk, M. Jalloh, aanwezig was. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J.A.C.M. Prins. Tijdens de zitting werd de zaak NL20.16113 behandeld, die samenhing met het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de uitspraak in de hoofdzaak (zaaknummer NL20.16113), er geen noodzaak meer bestond voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 24 september 2020.