In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2020 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in een internationale kinderontvoeringszaak. Het verzoek is ingediend door de vader, die de onmiddellijke terugkeer van zijn minderjarige kinderen eiste, terwijl de moeder verweer voerde tegen dit verzoek. De ouders, die van 18 juni 2004 tot 24 oktober 2015 gehuwd zijn geweest, zijn de ouders van twee minderjarige kinderen, geboren in Egypte. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift en een e-mailbericht van de moeder met voorlopige verweren. Tijdens een videozitting op 6 augustus 2020, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, is de zaak behandeld. De rechtbank heeft besloten om een bijzondere curator te benoemen, gezien de belangenstrijd tussen de ouders en de noodzaak om de mening van de kinderen te horen. De bijzondere curator zal gesprekken voeren met de kinderen om hun standpunten over hun verblijf in Canada, Egypte en Nederland te verkennen. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor verdere behandeling. De beschikking is uitgesproken door mr. H. Dragtsma, die tevens kinderrechter is, en mr. K. Willems fungeerde als griffier.