ECLI:NL:RBDHA:2020:14339
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van onvoldoende middelen en binding met Iran
Op 2 oktober 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseressen, allen van Iraanse nationaliteit, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseressen hadden aanvragen ingediend voor een visum kort verblijf om referente, die in Nederland woont, te bezoeken. De minister heeft deze aanvragen afgewezen op 14 april 2019, en de bezwaren van eiseressen zijn op 29 augustus 2019 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 8 september 2020 hebben eiseressen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, en ook referente was aanwezig.
De rechtbank overweegt dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiseressen niet beschikken over voldoende middelen van bestaan voor hun verblijf in Nederland. De rechtbank wijst erop dat er hoge stortingen op de bankrekeningen van eiseressen zijn gedaan vlak voor de visumaanvraag, zonder dat zij hebben kunnen verklaren waar deze stortingen vandaan komen. Dit leidt tot twijfels over hun financiële situatie en de mogelijkheid om vrijelijk over deze middelen te beschikken. Eiseressen hebben ook onvoldoende aangetoond dat zij economische en sociale binding met Iran hebben, wat essentieel is voor de beoordeling van hun visumaanvraag.
De rechtbank concludeert dat de minister de Visumcode correct heeft toegepast en dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseressen om Nederland tijdig te verlaten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.