Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het procesverloop
3.Het verzoek
€ 10.355,- bruto.
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. De kantonrechter is van oordeel dat de door Centrient aangedragen feiten en omstandigheden (de opstelling, manier van communicatie en handelswijze van [werkneemster] ) niet tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de zijde van [werkneemster] . De door [werkneemster] gevorderde transitievergoeding wordt derhalve toegewezen. Over de hoogte van de transitievergoeding zijn partijen het eens, zodat vastgesteld wordt dat [werkneemster] recht heeft op een bedrag van € 10.355,- bruto aan transitievergoeding.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. Daarover wordt het volgende overwogen. [werkneemster] stelt zich op het standpunt dat Centrient de arbeidsverhouding onder druk heeft gezet door op 18 maart 2020 aan te kondigen de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen. De kantonrechter begrijpt deze stelling aldus dat [werkneemster] zich op het standpunt stelt dat Centrient bewust een verstoorde arbeidsverhouding heeft gecreëerd en dat dit ernstig verwijtbaar is. De kantonrechter constateert dat uit de door partijen overgelegde stukken niet volgt dat er door Centrient tot 18 maart 2020 veel kritiek is geuit op het functioneren van [werkneemster] en dat haar de mogelijkheid is geboden om dat functioneren te verbeteren. Dat [werkneemster] op 18 maart 2020 werd overvallen door het voornemen om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, acht de kantonrechter daarom begrijpelijk. Dit neemt niet weg dat in de daaropvolgende periode door Centrient is geprobeerd om de verhoudingen te herstellen en met elkaar in gesprek te blijven. Ook is door Centrient medewerking verleend aan de door [werkneemster] voorgestelde mediation. Het is de kantonrechter daarbij ook niet gebleken dat Centrient de redenen die aan de voorgenomen beëindiging van het dienstverband ten grondslag liggen steeds heeft gewijzigd, zoals door [werkneemster] is gesteld. Uit het voorgaande volgt wel dat een en ander niet geheel vlekkeloos is verlopen, maar de kantonrechter kan niet tot de conclusie komen dat Centrient haar verplichtingen zo ernstig heeft veronachtzaamd dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.