ECLI:NL:RBDHA:2020:14424
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. I.N. Schalken, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. E. Sweerts, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat hij risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en verwijst naar het AIDA-rapport over Frankrijk.
Tijdens de zitting op 25 augustus 2020 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waaronder de stelling dat Frankrijk niet voldoet aan de vereisten van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank overweegt dat er geen concrete aanknopingspunten zijn die maken dat dit beginsel in het geval van eiser niet van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden in Frankrijk, zoals beschreven in het AIDA-rapport, niet wijzen op ernstige tekortkomingen in de opvang van asielzoekers. Eiser heeft niet aangetoond dat hij geen toegang heeft tot medische zorg in Frankrijk en dat zijn situatie zo bijzonder is dat zijn aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht behandeld zou moeten worden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.