Overwegingen
1. Eiseres is afkomstig uit Iran en is geboren op [geboortedatum] 1986. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat ze Iran is ontvlucht omdat ze jarenlang is mishandeld en misbruikt door haar vader. Ze heeft in het verleden al twee keer aangifte tegen hem gedaan, maar dit heeft niet tot een veroordeling of andere straf van haar vader geleid. Haar vader heeft op zijn beurt ook aangifte tegen eiseres gedaan, nadat hij er in 2009 achter kwam dat ze een relatie had met [A] , die destijds meedeed aan politieke demonstraties. Ook toen was de rechter op de hand van de vader van eiseres. Toen eiseres in 2018 uiteindelijk Iran heeft verlaten, nadat ze voor een derde keer aangifte tegen haar vader had gedaan, is haar vader nogmaals naar de politie gegaan om te zeggen dat ze gevlucht is en dat ze tegen het regime is. Hierdoor wordt eiseres nu gezocht door de autoriteiten en kan zij niet veilig terugkeren naar Iran.
2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiseres de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met de autoriteiten en met haar vader wegens onterecht toegedichte politiek activisme;
Afvalligheid.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht, en de andere twee elementen ongeloofwaardig. De asielaanvraag is daarom afgewezen als ongegrond.
IVP training gehoorambtenaar
3. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte niet is gehoord door een gehoorambtenaar die de training Interviewing Vulnerable Persons (IVP) heeft gevolgd. Volgens eiseres is deze training verplicht voor gehoorambtenaren. De gemachtigde van eiseres heeft hier ook specifiek om verzocht, maar verweerder heeft geen gevolg gegeven aan dit verzoek en het gehoor door een ‘gewone’ medewerker laten afnemen. Hierdoor voelde eiseres veel stress tijdens het gehoor en zijn niet alle relevante punten van haar relaas goed aan de orde gekomen. Volgens eiseres is het onderzoek onzorgvuldig geweest en dient er een nieuw gehoor plaats te vinden.
4. De rechtbank is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de gehoormedewerker de IVP-cursus niet heeft gevolgd, niet zonder meer betekent dat het gehoor dusdanig onzorgvuldig is geweest dat het niet aan het bestreden besluit ten grondslag kan worden gelegd. Verweerder heeft benadrukt dat er vanuit kan worden gegaan dat alle medewerkers van verweerder in staat zijn om een gehoor af te nemen met ‘kwetsbare mensen’. Uit het verslag van het gehoor volgt ook dat voldoende rekening is gehouden met de kwetsbaarheid van eiseres en de omstandigheid dat ze het soms moeilijk vond om over haar problemen te vertellen. De gehoormedewerker heeft voldoende ruimte geboden aan eiseres om haar verhaal te doen. Eiseres heeft aan het einde van het gehoor ook niet gezegd dat het gehoor niet goed is verlopen. Integendeel, ze heeft verklaard dat ze tevreden was over de manier waarop ze gehoord is. Daarnaast overweegt de rechtbank dat uit het rapport van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht (FMMU) ook niet is gebleken dat eiseres niet gehoord kon worden of dat zij extra aandacht nodig zou hebben. Dat de gemachtigde wel specifiek om een gehoormedewerker heeft gevraagd die de IVP-training heeft gevolgd verandert dat niet. Tot slot overweegt de rechtbank dat eiseres inmiddels in de procedure voldoende kansen heeft gehad om haar verhaal te doen. Verweerder heeft het gehoor dus aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
Huiselijk geweld door vader
5. Eiseres betoogt daarnaast dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat de mishandelingen en het misbruik door haar vader niet relevant zouden zijn voor de asielaanvraag. Dit is immers juist de reden geweest dat zij Iran heeft verlaten. Hoewel eiseres misschien niet als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag kan worden gezien, is er door deze omstandigheid wel sprake van een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) indien zij wordt uitgezet. Uit haar relaas volgt namelijk dat eiseres voor deze mishandelingen en het misbruik geen bescherming van de Iraanse autoriteiten kan krijgen. Daarnaast valt zij als gescheiden vrouw onder het gezag van haar vader en is het in de stad waar zij vandaan komt onmogelijk om zelfstandig te gaan leven. Eiseres kan zich dus niet aan de situatie met haar vader onttrekken. Dat het voor een alleenstaande vrouw vaak moeilijk is om zelfstandig te wonen volgt ook uit het ambtsbericht van mei 2017 en twee rapporten van Vluchtelingenwerk. Bovendien is het voor eiseres ook moeilijk om zelfstandig te wonen, omdat zij als gevolg van haar traumatische ervaringen psychische problemen heeft en hiervoor in behandeling is. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres voor de zitting nog een rapport van haar psycholoog overgelegd.
6. De rechtbank overweegt dat verweerder in het voornemen niet is ingegaan op het huiselijk geweld waarover eiseres in haar gehoor uitgebreid heeft verklaard. In het besluit is verweerder er wel kort op ingegaan, in reactie op de zienswijze van eiseres. Verweerder heeft aangegeven dat deze omstandigheid niet leidt tot vluchtelingschap of een schending van artikel 3 van het EVRM, en heeft dit kort gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met slechts deze korte motivering in het besluit onvoldoende recht heeft gedaan aan dit onderdeel van het relaas. Uit de gehoren blijkt immers duidelijk dat de problemen van eiseres met haar vader de voornaamste reden zijn geweest dat eiseres Iran verlaten heeft. Verweerder had daarom in het voornemen, maar in ieder geval in het besluit, duidelijker moeten aangeven of hij het verhaal van eiseres op dit punt geloofwaardig vond en zo ja, vervolgens uitgebreider moeten motiveren waarom dit, volgens hem, geen grond voor asiel oplevert. Het besluit is op dit punt dan ook te summier gemotiveerd.
De rechtbank concludeert dat sprake is van een motiveringsgebrek en dat het beroep daarom gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit (artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)), maar ziet wel aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten (artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb). Verweerder is in het verweerschrift en op zitting namelijk wel ingegaan op het huiselijk geweld. Verweerder heeft aangegeven dat dit onderdeel van het relaas op zichzelf wel geloofwaardig wordt geacht, maar dat dit niet betekent dat eiseres een verblijfsvergunning asiel zou moeten krijgen, omdat zij geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag, en er ook geen sprake is van ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. In het bijzonder heeft verweerder er hierbij op gewezen dat eiseres meerderjarig is en daarom niet terug hoeft naar haar familie en de situatie waarin zij werd mishandeld en misbruikt door haar vader. Daarnaast heeft verweerder gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het doen van aangifte tegen haar vader zinloos en gevaarlijk is.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan eiseres tegen mag werpen dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij, ondanks haar meerderjarigheid, gedwongen is om terug te keren naar haar ouders. De enkele stelling dat dit zo is, omdat eiseres een gescheiden vrouw is, is daartoe onvoldoende. Uit de algemene rapporten van Vluchtelingenwerk en het ambtsbericht van mei 2017 blijkt namelijk niet eenduidig dat eiseres om deze reden niet op zichzelf zou kunnen gaan wonen. Er volgt weliswaar uit dat het in bepaalde plaatsen ongebruikelijker is om als jonge vrouw op jezelf te gaan wonen en dat er sprake kan zijn van sociale stigmatisering, maar daarmee is nog niet gezegd dat het specifiek in de situatie van eiseres onmogelijk voor haar is om op zichzelf te gaan wonen. Uit de genoemde bronnen blijkt namelijk ook dat het voor vrouwen wel wettelijk is toegestaan om zelfstandig te wonen en dat het in ieder geval in grote steden regelmatig voorkomt. Eiseres zegt dat het in de stad waar zij vandaan komt onmogelijk is om op zichzelf te leven, maar zij heeft onvoldoende onderbouwd waarom het voor haar dan niet mogelijk is om zich bijvoorbeeld te vestigen in een andere (grote) stad. Dat het soms moeilijk(er) zal zijn om als alleenstaande (gescheiden) vrouw een zelfstandig bestaan op te bouwen wordt ook door verweerder onderkend, maar dit betekent niet dat het onmogelijk is. Het is aan eiseres om dat aannemelijk te maken en zij is hierin niet geslaagd. In dat verband acht de rechtbank ook van belang dat eiseres een opleiding tot schoonheidsspecialiste heeft afgerond en dat zonder nadere toelichting - die ontbreekt - niet valt in te zien waarom eiseres niet in haar eigen inkomen en onderhoud zou kunnen voorzien. Dat eiseres, naar eigen zeggen, direct naar haar vader wordt gebracht zodra zij weer in Iran arriveert, volgt de rechtbank evenmin. Daarbij vindt de rechtbank eveneens van belang dat eiseres meerderjarig is en dat zij destijds ook legaal alleen het land heeft kunnen verlaten, zonder problemen met de autoriteiten. De stelling van eiseres dat de situatie inmiddels is veranderd, omdat zij nu (wel) door de autoriteiten wordt gezocht, volgt de rechtbank niet, hetgeen hieronder nog nader zal worden toegelicht.
8. Dat eiseres niet zelfstandig zou kunnen wonen vanwege haar psychische problemen is evenmin aannemelijk gemaakt. Uit het rapport van de psycholoog dat door eiseres is overgelegd volgt dat er bij eiseres onder meer sprake is van een posttraumatische stressstoornis, een depressieve stoornis en een angststoornis. Hiervoor zal zij in behandeling moeten gaan. Uit het rapport blijkt echter niet dat zij door deze problematiek niet zelfstandig kan wonen en functioneren. Ook heeft eiseres niet naar voren gebracht dat de benodigde behandeling niet in Iran aanwezig is. De stelling van eiseres dat door dit rapport de bewijslast is verschoven en dat het aan verweerder is om aan te tonen en dat eiseres wél zelfstandig kan wonen in Iran, volgt de rechtbank niet.
9. De rechtbank concludeert gelet op het voorgaande dat verweerder het genoemde motiveringsgebrek heeft hersteld en zich hierbij terecht op het standpunt heeft gesteld dat het huiselijk geweld dat eiseres heeft moeten ondergaan in het verleden, niet betekent dat er bij uitzetting sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM of een andere asielgrond.
Problemen met autoriteiten vanwege politiek activisme
10. Eiseres betoogt dat verweerder wel geloofwaardig heeft moeten vinden dat zij problemen heeft met de autoriteiten vanwege ten onrechte toegedicht politiek activisme. Haar vader heeft de omgang die zij in het verleden met de politiek actieve [A] heeft gehad misbruikt door na haar vertrek aangifte tegen haar te doen. Het is voor eiseres onmogelijk om te bewijzen dat haar vader haar van politiek activisme heeft beschuldigd bij de autoriteiten, maar ze weet dat het gebeurd is omdat haar moeder dat heeft verteld.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de problemen die eiseres zegt te hebben met de autoriteiten niet geloofwaardig zijn. Eiseres heeft deze stelling immers niet met stukken onderbouwd. Zij heeft het slechts
gehoord van haar moeder en hiervan verder geen bewijs kunnen overleggen, wat toch wel van haar verlangd had mogen worden. Daar komt bij dat de autoriteiten volgens het relaas van eiseres al sinds 2009 of 2010 op de hoogte zijn van haar contacten met [A] , maar dat dit nooit eerder problemen heeft opgeleverd. Dat blijkt bijvoorbeeld ook uit het feit dat eiseres Iran legaal heeft kunnen verlaten. Verweerder heeft dus ongeloofwaardig kunnen vinden dat eiseres nu wél door de autoriteiten wordt gezocht en dat zij om die reden gevaar zou lopen bij terugkeer.
12. Eiseres voert tot slot aan dat verweerder verder onderzoek had moeten verrichten naar de vraag of aan eiseres uitstel van vertrek moet worden verleend. Zoals uit het rapport van de psycholoog volgt heeft eiseres psychische problemen. Eiseres heeft ook suïcidale neigingen en heeft hier al een aantal keer uitvoering aan gegeven. Gelet op deze omstandigheden kan eiseres niet worden uitgezet zonder dat door een medische deskundige is vastgesteld wat de risico’s voor eiseres zijn bij uitzetting.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet de plicht had om verder te onderzoeken of aan eiseres uitstel van vertrek in de zin van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) moest worden verleend. Het klopt dat uit het arrest CK t. Slovenië van het Hof van Justitie volgt dat ook geestelijke problemen aanleiding kunnen vormen om artikel 64 van de Vw toe te passen.Het is echter aan eiseres om aan te tonen dat haar medische situatie zodanig ernstig is dat hier sprake van is. De medische stukken die zij tot nu toe heeft ingediend onderbouwen onvoldoende dat zij vanwege haar psychische problemen niet kan reizen, of dat er daardoor een medische noodsituatie in Iran zou ontstaan. De onderzoeksplicht voor verweerder ontstaat pas als eiseres dat beter heeft onderbouwd. Niet is uitgesloten dat de psychologische problemen van eiseres in de toekomst wel een beletsel voor uitzettingen zouden kunnen vormen, maar dit is op dit moment niet voldoende onderbouwd.
14. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is vanwege een motiveringsgebrek en vernietigt daarom het besluit. Verweerder is in het voornemen en het besluit onvoldoende ingegaan op het huiselijk geweld dat eiseres heeft verklaard te hebben ondergaan. Omdat verweerder dit gebrek alsnog heeft hersteld in het verweerschrift en tijdens de zitting laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Daarbij is ook van belang dat verweerder terecht heeft overwogen dat de problemen die eiseres met de autoriteiten stelt te hebben vanwege politiek activisme ongeloofwaardig zijn en dat dus niet wordt gevolgd dat zij om die reden niet terug zou kunnen keren naar Iran. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.
15. Vanwege het gegronde beroep veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).