ECLI:NL:RBDHA:2020:14471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
NL20.17453
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardige identiteit en gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser van Nigeriaanse nationaliteit is, maar dat zijn identiteit ongeloofwaardig wordt geacht omdat hij geen documenten heeft overgelegd die zijn identiteit kunnen bevestigen. De staatssecretaris heeft de afwijzing van de asielaanvraag gemotiveerd door te stellen dat de eiser niet in staat is geweest om bewijs te leveren van zijn identiteit en dat zijn verklaringen over de problemen met zijn oom, die moslim is en koning van het dorp Jattu, niet aannemelijk zijn gemaakt.

Tijdens de zitting op 22 oktober 2020 heeft de eiser aangevoerd dat hij geen identiteitsdocumenten kan verkrijgen omdat hij door de autoriteiten in Nigeria wordt gezocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk in gevaar is en dat hij niet heeft onderbouwd dat hij geen toegang heeft tot identificerende documenten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser vaag en summier is in zijn verklaringen over de brandstichting van de moskee en de gevolgen daarvan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van de eiser kennelijk ongegrond is en dat het beroep ongegrond is verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17453

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.J.J.A. Hendriks),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

ProcesverloopBij besluit van 23 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.17454, plaatsgevonden op 22 oktober 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn (overleden) vader en moeder vanwege hun christelijke geloof problemen hebben gehad met zijn oom die moslim is en
tevens koning van het dorp Jattu. De moeder van eiser mocht na haar overlijden niet
worden begraven op het grondgebied van de oom van eiser. Eiser zou als wraak samen met twee vrienden de lokale moskee in brand hebben gestoken. Eiser stelt nu te vrezen voor een gevangenisstraf, voor zijn oom en voor de islamitische gemeenschap in Jattu.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d en onder e, van de Vw. [1] Verweerder acht de gestelde nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De identiteit van eiser wordt ongeloofwaardig geacht, nu eiser geen documenten heeft overgelegd die zijn identiteit kunnen onderbouwen of bevestigen. Verweerder voert aan dat het ontbreken van deze documenten aan eiser toe te rekenen is. De brandstichting in de moskee van zijn oom en de hieruit voortvloeiende problemen worden evenmin geloofwaardig geacht. Om die redenen is de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, is bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten en is hem een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder onterecht aanneemt dat iedereen een identiteitskaart heeft in Nigeria. Uit het ambtsbericht zou blijken dat dit een streven is en lang niet iedereen over een identiteitskaart kan beschikken. In dit kader zou verweerder onterecht vasthouden aan het standpunt dat voor de verkrijging van een stempas een identiteitskaart noodzakelijk is. Verder voert eiser aan dat hij geen documenten uit Nigeria kan verkrijgen, nu hij daar door de autoriteiten gezocht wordt. Ook stelt eiser dat er wel degelijk spanning is tussen de moslims en christenen in zijn dorp en dat verweerder ten onrechte voorbij gaat aan het feit dat zijn oom een invloedrijke man is die banden heeft met de autoriteiten. Ten slotte stelt eiser dat hij impulsief heeft gehandeld en destijds niet had nagedacht over de eventuele gevolgen. Dat hem nu een zware straf wacht, is een conclusie die eiser mag trekken aangezien hij wordt gezien als het brein achter de brandstichting.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn gestelde identiteit niet geloofwaardig zijn. Verweerder heeft daaraan ten grondslag kunnen leggen dat eiser geen documenten heeft overgelegd waarmee zijn identiteit kan worden vastgesteld. Eiser heeft verklaard in het bezit te zijn geweest van een stempas [2] en dat hij naar de middelbare school is geweest. [3] Verweerder heeft terecht overwogen dat uit het ambtsbericht [4] blijkt dat voor een inschrijving op het middelbaar onderwijs in Nigeria een identiteitsdocument nodig is. Verder heeft verweerder andere bronnen aangehaald waaruit blijkt dat ook voor de verkrijging van een stempas een identiteitsdocument nodig is. [5] Daaruit heeft verweerder kunnen afleiden dat eisers verklaring dat hij geen identiteitsdocument in zijn bezit heeft (gehad) ongeloofwaardig is. Dat eiser geen documenten kan opvragen in Nigeria, omdat hij wordt gezocht door de autoriteiten in zijn dorp, heeft verweerder niet hoeven volgen. Eiser had op ook op andere manieren aan identificerende documenten uit Nigeria kunnen komen. Verwacht mag worden dat hij pogingen onderneemt om in bezit te komen van identificerende documenten. Verweerder acht het niet ten onrechte bevreemdingwekkend dat zijn zus tot op heden nog geen documenten heeft opgestuurd, temeer nu eiser heeft verklaard geregeld in contact te zijn met zijn zus. Verweerder heeft zich vervolgens terecht op het standpunt gesteld dat nu de identiteit van eiser niet kan worden vastgesteld, evenmin kan worden vastgesteld of er sprake is van een familiaire band met zijn gestelde oom.
5. Verder wordt overwogen dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser de gestelde problemen met zijn oom niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat eiser vage en summiere verklaringen heeft afgelegd over hoe hij de haat jegens zijn oom heeft ontwikkeld. Zo verklaart eiser tijdens het nader gehoor dat hij zelf geen problemen heeft gehad met zijn oom en dat de problemen die zijn vader en oom onderling hebben gehad hen achtervolgden. Desgevraagd kan eiser niet verklaren waarom zijn vader wel op het stuk grond van zijn oom is begraven en zijn moeder niet. [6] Nu eiser stelt dat hij wraak heeft willen nemen op zijn oom door een moskee in brand te steken, mag van hem verwacht worden dat hij een precieze en concrete verklaring aflegt over wat hem hiertoe heeft gedreven. Dat eiser alleen algemene problemen tussen zijn ouders en zijn oom kan noemen, heeft verweerder als niet afdoende kunnen aanmerken.
6. Ook heeft verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiser over de brandstichting en de gestelde vrees ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat uit openbare bronnen niet is gebleken dat de lokale moskee in Jattu (deels) is verbrand of beschadigd. Het ligt dan op de weg van eiser om zijn stelling met stukken te onderbouwen. Eiser heeft dat niet gedaan. Dit is bevreemdingwekkend, nu eiser stelt vier jaar na de brandstichting nog gezocht te worden. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser vaag heeft verklaard over wat hem te wachten staat in Nigeria, vooral nu eiser stelt nog in contact te zijn met zijn zus en met de moeder van zijn vriend [naam], één van de twee vrienden van eiser die deelnam aan de brandstichting van de moskee en die volgens eiser is opgepakt. Daarnaast heeft eiser zijn gestelde vrees ook niet onderbouwd met documenten waaruit zou blijken dat hij gezocht wordt door de autoriteiten voor brandstichting. Dat eisers vriend Maxwell naar aanleiding van de brandstichting een langdurige gevangenisstraf zou hebben gekregen, heeft eiser evenmin onderbouwd.
Dat eiser ook vreest voor de islamitische gemeenschap in zijn dorp, wordt niet gevolgd. Niet is gebleken dat de christenen in zijn dorp worden onderdrukt door moslims. Het lag op de weg van eiser om ook deze stelling aannemelijk te maken en ook dat heeft hij nagelaten.
7. De asielaanvraag van eiser is terecht afgewezen. Uit overweging 4 vloeit voort dat verweerder niet ten onrechte heeft tegengeworpen dat eiser zich waarschijnlijk, te kwader trouw, heeft ontdaan van een identiteitsdocument, [7] alsmede dat eiser verklaringen daarover zijn aan te merken als duidelijk onwaarschijnlijk en strijdig met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst. [8] Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van
mr. S. Zohrabian, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rapport van eerste gehoor, p. 8.
3.Rapport van eerste gehoor, p. 7.
4.Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Nigeria, 27 juni 2018, p. 25.
6.Rapport van nader gehoor, 15 september 2020, p. 14.
7.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
8.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw.