ECLI:NL:RBDHA:2020:14519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2020
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
NL20.16780 en NL20.16782
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over asielaanvragen onder de Dublinverordening met betrekking tot Spanje

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan over de asielaanvragen van twee eisers, die niet in behandeling zijn genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen op basis van de Dublinverordening, omdat de eisers illegaal Europa zijn binnengekomen via Spanje. De Spaanse autoriteiten hebben ingestemd met de overname van de asielverzoeken van de eisers.

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van 10 september 2020, waarin hun aanvragen niet in behandeling zijn genomen. Tijdens de zitting op 6 oktober 2020 zijn de eisers niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaken ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en de beroepen ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft overwogen dat de eisers niet hebben aangetoond dat Spanje niet kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De enkele stelling dat de omstandigheden voor asielzoekers in Spanje slecht zijn, is onvoldoende om aan te nemen dat Spanje niet in staat is om de asielaanvragen op een humane manier te behandelen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de uitbraak van het Corona-virus geen reden vormt om de overdracht aan Spanje te belemmeren. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de asielaanvragen niet in behandeling hoefde te nemen, ook niet op een onverplichte basis, en dat de beroepsgronden van de eisers niet slagen.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.16780 en NL20.16782
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2], eisers V-nummers: [V-nummer] en [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G. Ocak), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

Procesverloop

In de besluiten van 10 september 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling genomen.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020. Eisers zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen, omdat eisers daar illegaal Europa zijn binnengekomen. De Spaanse overheid heeft ingestemd met de overname van de asielverzoeken van eisers.
zaaknummers: NL20.16780 en NL20.16782 2
4. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij stellen dat Nederland de asielaanvraag in behandeling moet nemen, omdat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Volgens eisers zijn de omstandigheden voor asielzoekers in Spanje heel slecht. Zo is er een gebrek aan opvang. Verder voeren eisers aan dat het niet verantwoord is om hen terug te sturen naar Spanje vanwege de toenemende besmetting vanwege het Corona-virus in Spanje. Daar merken eisers bij op dat het nog maar de vraag is of zij wel voor het verstrijken van de overdrachtstermijn (28 februari 2021) kunnen worden overgedragen aan Spanje. Hierdoor leven zij in een onzekere situatie. Volgens eisers had verweerder de asielaanvragen onverplicht in behandeling moeten nemen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van Spanje heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het uitgangspunt is dat ten aanzien van de lidstaten kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het ligt op de weg van eisers om aannemelijk te maken dat dit niet klopt. Daarin zijn eisers niet geslaagd. De enkele stelling dat er in Spanje een gebrek aan opvang is en de situatie daar zwaar is voor asielzoekers, is hiervoor onvoldoende. Om aan te nemen wat eisers stellen, heeft de rechtbank onderbouwing nodig. Bijvoorbeeld stukken waaruit blijkt dat Spanje eisers geen opvang heeft geboden of algemene openbare bronnen waaruit dit blijkt. Dergelijke stukken zijn niet ingediend. Ook uit de verklaringen van eisers blijkt niet dat zij geen onderdak hadden of dat de opvangvoorzieningen niet in overeenstemming zijn met de Verdragsverplichtingen en de verplichtingen uit de toepasselijke richtlijnen. De uitbraak van het Corona-virus geeft geen aanleiding voor een andere conclusie. In heel Europa rukt het Corona-virus weer op, net zoals in Nederland. Het is niet gebleken dat eisers hierdoor niet kunnen worden overgedragen aan Spanje. Mocht dit wel het geval zijn (of worden), is het zo dat de hoogte bestuursrechter in dit soort zaken heeft geoordeeld dat de uitbraak van het Corona-virus een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is1. Het maakt de vaststelling van Spanje als verantwoordelijke lidstaat -waar deze procedure om draait- niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, eisers in beginsel alsnog kunnen worden overgedragen. Dat eisers mogelijk niet voor het verstrijken van de overdrachtstermijn aan Spanje worden overgedragen, is voor deze procedure op dit moment dan ook niet relevant.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder dan ook de asielaanvraag van eisers niet in behandeling hoeven nemen. Ook niet onverplicht. De beroepsgronden slagen niet.
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2020 door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
1. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1032).
zaaknummers: NL20.16780 en NL20.16782 3
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
16 oktober 2020

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.