ECLI:NL:RBDHA:2020:14693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
NL19.31075
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens tijdige beslissing op aanvraag door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Op 4 mei 2020 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waarbij erkend werd dat de beslistermijn was overschreden en eiser een dwangsom van € 1.442,- werd toegekend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat, omdat verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist, het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiser had als doel dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag, en nu dat is gebeurd, heeft hij geen belang meer bij zijn beroep. De rechtbank benadrukt dat eiser het beroep niet ten onrechte heeft ingesteld, en daarom heeft hij recht op een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank kent een bedrag van € 262,50 toe aan eiser, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.

De beslissing van de rechtbank is als volgt: het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en verweerder wordt veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan eiser. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.31075
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M. Woudwijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: B. Berk).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.
Op 4 mei 2020 heeft verweerder alsnog een besluit genomen op de aanvraag .

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft verweerder op 4 mei 2020 wel een besluit genomen op de aanvraag van eiser.
Verder heeft verweerder in dezelfde beschikking erkend dat de beslistermijn is overschreden en aan eiser de maximale dwangsom van
€ 1.442,- toegekend.
3. Verweerder heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan verweerder op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat verweerder heeft beslist, heeft het beroep van eiser geen zin meer. Eiser heeft daarom geen belang meer bij zijn oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
5. Omdat eiser het beroep niet ten onrechte heeft ingesteld, krijgt hij een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
de griffier de rechter
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
31 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.