ECLI:NL:RBDHA:2020:14700
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring griffierecht door rechtbank zonder zitting
Op 17 april 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep door de rechtbank. De opposant, vertegenwoordigd door drs. W.M.A.M. Herbers, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, die op 16 augustus 2019 een beslissing had genomen. De rechtbank had eerder, op 28 november 2019, het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet was betaald. De opposant voerde aan dat hij in september 2019 in het buitenland verbleef en dat de herinnering voor het betalen van het griffierecht niet op zijn adres was uitgereikt.
De rechtbank overwoog dat artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid biedt om zonder zitting uitspraak te doen. In de verzetzaak werd enkel beoordeeld of de rechtbank terecht zonder zitting had geoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de stelling van de opposant, dat hij de herinnering niet had ontvangen omdat hij in het buitenland was, niet kon worden gevolgd. PostNL had bevestigd dat de herinnering op zijn adres was bezorgd. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en bleef de eerdere uitspraak in stand.
De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Dirks, rechter, in aanwezigheid van griffier Z. Jainullah. Vanwege de coronamaatregelen werd de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.