ECLI:NL:RBDHA:2020:14719

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
NL20.17625
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, van Russische nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 12 oktober 2020, die via Skype for Business plaatsvond, heeft eiser aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid, omdat hij geen uitstel had gekregen voor het indienen van zijn zienswijze. De rechtbank oordeelde echter dat het voornemen tot besluit tijdig was uitgebracht en dat eiser voldoende gelegenheid had gehad om zijn zienswijze in te dienen. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd ter onderbouwing van zijn claims over de gebrekkige behandeling van zijn asielverzoek in Frankrijk.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet heeft aangetoond dat de Franse autoriteiten hun verplichtingen niet zouden nakomen en dat hij niet in staat was om bewijsstukken te overleggen die zijn stellingen onderbouwen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.17625
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. Y. Rikken).

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.17626, plaatsgevonden via Skype for Business op 12 oktober 2020. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eisers stelt van Russische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1989.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de Dublinverordening.
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat er geen nader uitstel voor het indienen van de zienswijze is gegeven. De rechtbank overweegt hierover dat het voornemen is uitgebracht op 20 augustus 2020. Eiser heeft op 28 augustus
2020 verzocht om uitstel voor het indienen van een zienswijze, omdat hij niet in de gelegenheid is geweest zijn gemachtigde te spreken. Bij fax van 3 september 2020 – met als briefdatum 20 augustus 2020 – is nogmaals door eiser verzocht om uitstel van de termijn voor het indienen van de zienswijze. Op 19 september 2020 is de zienswijze door eiser ingediend, waarin onder punt II de gang van zaken is besproken. Onder punt III is gezegd dat een verklaring omtrent de wens van eiser om bij zijn vriendin te willen blijven nog niet is ondertekend, maar zal worden nagezonden. Daarbij is door eiser niet gevraagd om een nadere termijn. Verweerder heeft het bestreden besluit uiteindelijk op 25 september 2020, dus ruim een maand na het voornemen, genomen. Gelet op voormelde gang van zaken is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onzorgvuldig voorbereid besluit.
4. Over het beroep op artikel 9 van de Dublinverordening overweegt de rechtbank, anders dan verweerder primair ter zitting heeft gesteld, dat dit beroep wel in onderhavige zaak aan de orde kan komen. Immers, de Franse autoriteiten hebben het terugnameverzoek van Nederland geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de Dublinverordening, zodat sprake is van een overnamesituatie. De rechtbank overweegt verder dat eiser in de besluitvormingsfase, noch in de beroepsfase nadere stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn gestelde duurzame relatie. Nu eiser evenmin gegevens over zijn vriendin of haar verblijfsstatus in Nederland heeft verstrekt, heeft verweerder zich terecht subsidiair op het standpunt gesteld dat het beroep op artikel 9 van de Dublinverordening niet slagen.
5. Eiser voert ten slotte aan dat van hem redelijkerwijs niet mag worden verwacht dat hij bewijsstukken overlegt van de gebrekkige behandeling van hemzelf en van zijn asielverzoek in Frankrijk. Eiser is immers zonder documenten en zonder enige vorm van opvang op straat gezet.
6. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd. Eiser heeft geen bewijsstukken overgelegd die zijn stelling onderbouwen. De Franse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd dat zij het asielverzoek van eiser in behandeling zullen nemen. Daarbij dienen zij de verplichtingen zoals onder meer neergelegd in de Procedurerichtlijn en Opvangrichtlijn te respecteren. Niet is gebleken dat Frankrijk jegens eiser die verplichtingen niet zal nakomen. Mochten zich in Frankrijk problemen voordoen, dan dient eiser zich daarover te beklagen bij de daartoe bevoegde (hogere) Franse autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser zich tot de Franse autoriteiten heeft gewend en dat zij hem niet wilden helpen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. K.S. Smits, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 oktober 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.