ECLI:NL:RBDHA:2020:1472

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
C/09/17/19 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op salaris van bewindvoerder wegens onvoldoende verslaglegging in schuldsaneringsregeling

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gewezen in de zaak van een schuldenaar die onder een schuldsaneringsregeling valt. De rechtbank heeft eerder, op 27 januari 2020, een pro forma zitting gehouden waarin de beëindiging van de schuldsaneringsregeling werd besproken. Tijdens deze zitting werd de bewindvoerder op de hoogte gesteld van het voornemen om haar salaris te korten, omdat zij in de periode van 8 februari 2017 tot 15 augustus 2019 geen verslagen had uitgebracht. De bewindvoerder reageerde hierop en stelde dat zij wel alle controles had uitgevoerd en dat het ontbreken van de verslagen geen nadelige gevolgen had gehad voor de schuldeisers.

De rechtbank vroeg advies aan de rechter-commissaris, die adviseerde om het salaris van de bewindvoerder te korten met € 100,- per ontbrekend verslag. De rechtbank oordeelde dat de bewindvoerder tekort was geschoten in haar wettelijke verplichting tot periodieke verslaglegging, zoals vastgelegd in artikel 318 van de Faillissementswet. De rechtbank benadrukte dat de bewindvoerder verantwoordelijk is voor tijdige en correcte verslaglegging en dat het ontbreken van verslagen niet kan worden gerechtvaardigd door vergissingen.

Uiteindelijk besloot de rechtbank om het salaris van de bewindvoerder met € 400,- te korten, wat resulteerde in een nieuwe vergoeding van € 2.884,96, inclusief omzetbelasting. De beslissing werd genomen in het belang van de transparantie en controle in de schuldsaneringsprocedure.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team Insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/17[00] R

Beschikking van 20 februari 2020

in de zaak van:

[schuldenaar],

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
wonende in het arrondissement Den Haag (adresgegevens geheim),
hierna: schuldenaar.

Het verloop van de procedure

1. Op 27 januari 2020 heeft een pro forma zitting plaatsgehad en is vonnis gewezen door deze rechtbank inzake de beëindiging van de schuldsaneringsregeling ex artikel 352 lid 1 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft in dat vonnis iedere beslissing omtrent de vergoeding van de bewindvoerder aangehouden.
2. Voorafgaand aan de pro forma zitting heeft de rechtbank de bewindvoerder op de hoogte gesteld van haar voornemen om op het salaris van de bewindvoerder te korten omdat in de periode 8 februari 2017 tot 15 augustus 2019 geen verslag door de bewindvoerder is uitgebracht. De bewindvoerder heeft hierop inhoudelijk gereageerd door middel van een e-mailbericht van 4 december 2019.
3. De rechtbank heeft de rechter-commissaris advies gevraagd. De rechter-commissaris heeft hieraan gevolg gegeven en heeft geadviseerd het salaris van de bewindvoerder te korten met € 100,- per ontbrekend verslag. Dit omdat, samengevat, de rechter-commissaris afhankelijk is van de verslagen om tijdig op ontwikkelingen te kunnen reageren en de stand van zaken in de schuldsaneringsregeling kenbaar dient te zijn voor de crediteuren.
4. De bewindvoerder is middels het e-mailbericht van 27 januari 2020 van het advies van de rechter-commissaris op de hoogte gebracht en heeft hierop per e-mailbericht van diezelfde datum gereageerd. De bewindvoerder stelt zich op het standpunt dat, hoewel er vier verslagen ontbreken, zij wel alle controles heeft uitgevoerd, dat er in de betreffende periode geregeld contact is geweest met schuldenaar en derden, waaronder schuldeisers, dat schuldenaar heeft voldaan aan de verplichtingen die hem zijn opgelegd en dat het schrijven van een openbaar verslag een fractie van de tijd kost ten opzichte van de maandelijks uit te voeren controles. Zij voert voorts aan dat schuldeisers zich bij vragen allereerst melden bij de bewindvoerder. Indien een schuldeiser zich bij de griffie zou hebben gemeld, was het aan het licht gekomen dat er verslagen misten. Het ontbreken van de verslagen heeft niet tot nadelige gevolgen geleid. De bewindvoerder verzoekt de rechtbank geen korting op haar vergoeding toe te passen. Ter zijde brengt de bewindvoerder naar voren dat ook de rechtbank een herinnering naar de bewindvoerder zou kunnen sturen, indien een verslag niet wordt aangeleverd.
5. Bij daaropvolgend e-mailbericht van 27 januari 2020 heeft de bewindvoerder desgevraagd te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling ter zake een beslissing omtrent het salaris omdat zij er van uitgaat dat haar schriftelijke toelichting voldoende is om de rechtbank tot een beslissing te doen komen.
6. De uitspraak is bepaald op heden.

De beoordeling

7. De vraag ligt voor of het salaris van de bewindvoerder dient te worden gekort omdat de bewindvoerder gedurende de periode 8 februari 2017 tot 15 augustus 2019 geen verslagen heeft uitgebracht. Gedurende deze periode had de bewindvoerder vier keer verslag moeten uitbrengen. De rechtbank oordeelt als volgt.
8. In deze schuldsaneringsregeling heeft de bewindvoerder in de periode tussen 8 februari 2017 en 15 augustus 2019 geen verslag gedaan, hetgeen neerkomt op vier ontbrekende openbare verslagen. Daarmee staat vast dat de bewindvoerder tekort is geschoten in de nakoming van de in artikel 318 van de Faillissementswet neergelegde wettelijke verplichting tot het uitbrengen van periodiek verslag.
9. Op de bewindvoerder rust de verplichting om correct en tijdig uitvoering te geven aan de verplichting tot periodiek verslaglegging. De periodieke verslaglegging zoals bedoeld in artikel 318 van de Faillissementswet dient ertoe de schuldeisers een globaal inzicht te geven in de ontwikkeling en de stand van de boedel. Voor vervolgverslagen kan daaraan worden toegevoegd dat daarin tevens melding wordt gedaan van de stand van de naleving door de schuldenaar van diens uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Een verslag dient niet alleen aan de rechter-commissaris, maar ook aan de schuldenaar te worden gezonden. Voor alle betrokkenen moet het dus steeds mogelijk zijn om zich een adequaat beeld te verschaffen van de stand van zaken in de schuldsanering en om de nodige controle daarop uit te oefenen. De verplichting van de bewindvoerder tot periodiek verslaglegging is een wettelijke, zelfstandige verplichting die verondersteld mag worden te zijn ingebed in de werkwijze van de bewindvoerder, zodat bij niet-nakoming de verantwoordelijkheid daarvoor niet (mede) bij de rechter-commissaris kan worden gelegd. Hoewel de rechtbank zich ervan bewust is dat er altijd vergissingen kunnen worden gemaakt, is dit geen voldoende gegronde reden om niet-uitbrengen van verslagen te rechtvaardigen.
10. De rechtbank ziet in de reactie van de bewindvoerder dan ook geen aanleiding om een korting op het salaris van de bewindvoerder achterwege te laten, doch zal daarmee wel rekening houden het bepalen van de hoogte van het bedrag waarmee wordt gekort.
11. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het redelijk dat op basis van artikel
3 van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering een lagere vergoeding wordt vastgesteld. De vergoeding zal met een bedrag van € 100,- per ontbrekend verslag en derhalve met € 400,- in totaal (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) worden gekort, zodat de vergoeding € 2.884,96 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) zal bedragen.

BESLISSING

De rechtbank:
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 2.884,96 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting).
Gewezen door mr. R. Cats, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2020 in tegenwoordigheid van F.J. Knaap LL.B., griffier.