In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.W. Eikelboom, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door T. Hogervorst, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 6 juli 2020 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft besloten dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien verweerder te laat heeft beslist.
De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na 16 september 2020 alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en is op 31 augustus 2020 openbaar gemaakt. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de omstandigheden rondom de coronamaatregelen en de vertraging die daardoor is ontstaan. De rechtbank heeft ook de argumenten van verweerder meegewogen, maar heeft besloten dat de belangen van eiser zwaarder wegen, gezien de overschrijding van de beslistermijn.