ECLI:NL:RBDHA:2020:14834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2020
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5635
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met intrekking verblijfsvergunning en terugkeerbesluit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een vreemdeling, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn verblijfsvergunning werd ingetrokken en hem een terugkeerbesluit werd opgelegd, inclusief een zwaar inreisverbod van 10 jaar. Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij niet wilde worden uitgezet voordat er een beslissing op zijn bezwaar was genomen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De rechter heeft het verzoek om vrijstelling van griffierecht toegewezen en overwogen dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om verzoeker uit te zetten totdat er op het bezwaar is beslist.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 525,-. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen, en zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5635

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 september 2020 n de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C. Chen en mr. S. Kahraman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser ingetrokken, hem een terugkeerbesluit opgelegd en een zwaar inreisverbod voor de duur van 10 jaar.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om zonder zitting uitspraak te doen.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan – onder meer – indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. In de fax van 21 augustus 2020 heeft verweerder meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van wat in het verzoekschrift van 13 juli 2020 is verzocht.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit op grond van artikel 6:16 van de Awb in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet geschorst wordt, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. Verder overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder niet op grond van de Awb en de Vw zelf de bevoegdheid heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit- met de aanzegging aan verzoeker om Nederland meteen te verlaten- op te schorten.
5. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoeker moet worden afgezien, bestaat aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot op het bezwaar is beslist.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

BeslissingDe voorzieningenrechter:- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;- verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot op het bezwaar is beslist;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan op 1 september 2020 door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De voorzieningenrechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.