ECLI:NL:RBDHA:2020:14836
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asiel na beslissing op beroep
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Iraakse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 juli 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 21 augustus 2020, waar verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. B.A. Palm, en de verweerder door mr. L.M.F. Verhaegh. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de rechtbank inmiddels al had beslist op het beroep in een andere zaak (NL20.14756), waardoor de mogelijkheid voor een voorlopige voorziening niet meer bestond. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en er is geen mogelijkheid voor een rechtsmiddel tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.