Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Afghaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens was er een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 21 augustus 2020, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.J.J. Flantua. De Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, L.M. F. Verhaegh. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de rechtbank inmiddels op het beroep had beslist in een andere zaak (NL20.14705), waardoor de mogelijkheid voor een voorlopige voorziening niet meer bestond. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 525,-. Dit bedrag is gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij rekening is gehouden met de verleende toevoeging aan verzoeker. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse en is openbaar gemaakt op 28 augustus 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.