ECLI:NL:RBDHA:2020:14840

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2020
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
NL20.14752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij in Marokko werd gezocht vanwege zijn verzet tegen de sloop van zijn woning en zijn deelname aan demonstraties voor mensenrechten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat verweerder Marokko als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk gevaar loopt in Marokko. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de situatie in Marokko voor bepaalde groepen, waaronder activisten, niet wezenlijk verschilt van eerdere beoordelingen. De rechtbank concludeerde dat er geen grond is voor het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht was en dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij specifieke bescherming nodig heeft.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.14752
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M. Terpstra),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: L.M.F. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.14753, plaatsgevonden op 21 augustus 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Ouazizi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1995] . Hij heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. In februari 2018 is de overheid begonnen het huis van het gezin van eiser te slopen. Van te voren was aan hen beloofd dat zij een nieuw huis zouden krijgen, maar dat is niet gebeurd. Toen de mensen kwamen om de woning te slopen, is eiser boos geworden en heeft hij zich verzet. Buurjongens kwamen hem helpen en zij hebben stenen gegooid naar de handhavers. Eén van de handhavers kreeg een steen op zijn hoofd en heeft vier dagen in coma gelegen. Eiser is direct gevlucht en ondergedoken. Drie vrienden van hem zijn wel opgepakt en veroordeeld, maar eiser wordt gezien als de veroorzaker van de problemen. Hij wordt daarom nu ook gezocht. Daarnaast heeft hij in januari 2017, mei 2017 en januari 2018 demonstraties georganiseerd in Oujda om op te komen voor educatie, medische zorg en de
rechten van de mens, omdat dat alles ontbreekt in Marokko. Eiser is ook mishandeld door de politie toen hij een vergunning ging aanvragen om te demonstreren.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst.
  • eiser heeft zich tijdens een bezoek van handhavers aan zijn woning verzet tegen de sloop van de woning. Iemand heeft een steen op het hoofd van één van de handhavers gegooid. Drie dagen later hoort eiser dat hij wordt gezocht door de politie in verband met de steen die op het hoofd van de handhaver is beland.
  • eiser heeft deelgenomen aan demonstraties tegen de overheid. Eiser is hierbij mishandeld. Eiser stelt dat hij nu wordt gezocht door de overheid in verband met deelname aan de demonstraties.
4. Verweerder vindt de nationaliteit, identiteit en herkomst van eiser geloofwaardig en ook dat hij wordt gezocht in verband met de mishandeling van de handhaver. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiser demonstraties heeft georganiseerd of daaraan heeft deelgenomen en dat hij hierbij is mishandeld.
5. Verweerder heeft Marokko aangewezen als veilig land van herkomst. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft bij uitspraak van 19 maart 20191 overwogen dat verweerder Marokko terecht heeft aangewezen als veilig land van herkomst en dat deze aanwijzing ook voor het Rif-gebied geldt. In deze uitspraak heeft de ABRvS onder meer betrokken dat de situatie in Marokko voor bepaalde groepen, waaronder activisten en journalisten, niet wezenlijk verschilt van de situatie die aan de orde was in de eerdere uitspraak van de ABRvS van 1 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:209) en dat de situatie in het Rif-gebied niet wezenlijk anders is dan die in de rest van Marokko. Bij haar oordeel heeft de ABRvS verder betrokken dat er in Marokko mensenrechtenproblemen zijn, dat de autoriteiten soms hard optreden bij protesten, dat melding wordt gemaakt van mishandelingen door de politie en dat de autoriteiten massaal demonstranten hebben gearresteerd, waarbij soms buitensporig of onnodig geweld werd gebruikt. Ook zijn honderden mensen naar aanleiding van de demonstraties veroordeeld tot gevangenisstraffen. Hoewel de situatie ten tijde van het hoogtepunt van de protesten in het Rif-gebied, te weten vanaf mei 2017 tot oktober 2017, zorgwekkend was en dat op het gebied van mensenrechten nog een aantal stappen moet worden gezet, heeft de ABRvS overwogen dat de situatie sinds oktober 2017 is gestabiliseerd.
6. Omdat verweerder Marokko als veilig land van herkomst heeft mogen aanmerken bestaat het algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Marokko voor hem wegens zijn specifieke omstandigheden niet veilig is.
7. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eiser daarin niet is geslaagd. Eisers verklaringen over het organiseren van en deelnemen aan demonstraties heeft verweerder vaag en summier kunnen achten, waardoor geen geloof kan worden gehecht aan deze verklaringen. Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat uit eisers verklaringen over het incident rond de sloop van het huis kan worden afgeleid dat hij wordt gezocht in verband met het plegen van een commuun
1. zaaknummer 201705953/1, zie www.raadvanstate.nl.
delict en dat daar geen redenen aan ten grondslag liggen die samenhangen met de beschermingsgronden van het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Marokko zijn verdragsverplichtingen2 jegens hem niet zal nakomen als hij daadwerkelijk wordt vervolgd voor zijn aandeel in het incident. Eiser wijst erop dat bij de beoordeling van asielaanvragen van vreemdelingen uit Marokko verhoogde aandacht dient te worden besteed aan personen die te maken hebben met strafrechtelijke vervolging3. De rechtbank overweegt dat verweerder zich hierover terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij bij deze passage met name vreemdelingen voor ogen heeft gehad die strafrechtelijk worden vervolgd wegens een verdenking die verband houdt met terrorisme of staatsveiligheid en dat daarvan in het geval van eiser geen sprake is.
8. Uit het voorgaande volgt dat er geen grond is voor het oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte tot uitgangspunt heeft genomen dat Marokko, ook voor eiser, een veilig land van herkomst is.
9. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
2 Voortvloeiend uit het Internationaal Verdrag inzake de burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
3 Bijlage 1 bij de brief van verweerder aan de Tweede Kamer van 9 februari 2016 (TK 2015-2016, 19637, nr. 2123)
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 augustus 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.