In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, van Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij in Marokko werd gezocht vanwege zijn verzet tegen de sloop van zijn woning en zijn deelname aan demonstraties voor mensenrechten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat verweerder Marokko als veilig land van herkomst heeft aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk gevaar loopt in Marokko. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat de situatie in Marokko voor bepaalde groepen, waaronder activisten, niet wezenlijk verschilt van eerdere beoordelingen. De rechtbank concludeerde dat er geen grond is voor het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag onterecht was en dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij specifieke bescherming nodig heeft.