ECLI:NL:RBDHA:2020:14841
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- L.M. Reijnierse
- M.L. Bressers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asiel na beslissing op beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielprocedure. De verzoeker, van Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 juli 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 21 augustus 2020, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M. Terpstra, en een tolk, A. Ouazizi. De verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, L.M.F. Verhaegh. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de rechtbank inmiddels op het beroep had beslist in een andere zaak (NL20.14752), waardoor de mogelijkheid voor het treffen van een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is zolang de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 augustus 2020 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.