ECLI:NL:RBDHA:2020:14861

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
NL20.17766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.M. Altena-Staalenhoef, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 1 oktober 2020 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tijdens de zitting op 12 oktober 2020 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een tolk aanwezig. De rechtbank heeft direct na de zitting uitspraak gedaan. In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat de eiser de gronden voor de maatregel van bewaring niet had betwist. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring noodzakelijk was en dat er geen aanleiding was om een lichter middel toe te passen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2020 en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.17766
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.M. Altena-Staalenhoef), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K.W. Stachowski. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, niet heeft betwist.
4. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de verwijdering uit Nederland. Er is een vlucht gepland voor eiser op 14 oktober 2020.
5. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling. Verweerder mag daarbij niet alleen verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet in de maatregel specifiek motiveren waarom hij de bewaring noodzakelijk vindt. Daarbij moet verweerder ook ingaan op de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Dit is vaste rechtspraak.3 Dat heeft verweerder in deze zaak gedaan en verweerder hoefde geen lichter middel toe te passen.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2020 door
mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3 Onder meer de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 februari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:674) en van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1309).
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
15 oktober 2020

Documentcode: [documentnummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.