ECLI:NL:RBDHA:2020:14877
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Tunesische man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 oktober 2020 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 27 oktober 2020, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook de zaak NL20.18248 behandeld, die verband hield met het beroep van verzoeker.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de uitspraak in de zaak NL20.18248, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 oktober 2020, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.