ECLI:NL:RBDHA:2020:14893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
28 juni 2021
Zaaknummer
NL20.18241
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Sri Lankaanse vrouw met een verleden van verkrachting en gedwongen huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Sri Lankaanse vrouw. Eiseres, die de Sri Lankaanse nationaliteit heeft, heeft asiel aangevraagd na een reeks van traumatische gebeurtenissen, waaronder verkrachting door een man die haar een huwelijksaanzoek deed en een gedwongen huwelijk met een man in Nederland. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de rechtbank oordeelde dat de geloofwaardigheid van haar asielrelaas niet voldoende was onderbouwd. Eiseres stelde dat zij vreesde voor verstoting en een onhoudbaar leven in Sri Lanka als gescheiden vrouw, maar de rechtbank vond dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat haar situatie bij terugkeer onhoudbaar zou zijn.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de geloofwaardigheid van haar verklaringen en de medische klachten die zij tijdens het gehoor had, zorgvuldig overwogen. Eiseres had aangevoerd dat haar verklaringen over de verkrachting en de gedwongen uithuwelijking niet tegenstrijdig waren, maar de rechtbank concludeerde dat er wel degelijk tegenstrijdigheden waren die de geloofwaardigheid van haar relaas ondermijnden. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de asielaanvraag niet voldeed aan de vereisten voor bescherming.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, met de conclusie dat de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris terecht was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.18241
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. Derksen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.P. Shanthan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt dat zij de Sri Lankaanse nationaliteit heeft en dat zij is geboren op [1989] .
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij, nadat zij een huwelijksaanzoek had geweigerd, door de betrokken man ( [A] ) in Sri Lanka is verkracht. Om die reden is zij met hulp van haar ouders en een huwelijksmakelaar gehuwd met een in Nederland wonende man ( [B] ) en met een verleende machtiging tot voorlopig verblijf naar Nederland gekomen. Deze [B] heeft haar meermaals verkracht. Zij is toen bij hem weggegaan en bij een oom gaan wonen. Via een bekende uit de tempel is ze bij een advocaat terechtgekomen en heeft ze asiel aangevraagd. Eiseres vreest bij terugkeer als verkrachte en gescheiden vrouw raar te worden aangekeken en door de maatschappij niet als volwaardig mens te worden gezien. Ze zal daardoor in Sri Lanka, althans in ieder geval in Jaffna, niet meer kunnen trouwen. Voor iemand met een Tamilachtergrond is het moeilijk om ergens anders in Sri Lanka te gaan wonen.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst
de problemen met en door [A]
het stuklopen van haar huwelijk met [B] .
4. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat elementen 1 en 3 geloofwaardig worden geacht, maar niet zwaarwegend genoeg zijn voor verlening van een verblijfsvergunning. Bij de beoordeling van element 3 wijst verweerder erop dat eiseres niet nader heeft onderbouwd dat het leven als gescheiden vrouw bij terugkeer naar Sri Lanka onhoudbaar is geworden. Element 2 wordt door verweerder ongeloofwaardig geacht. Verweerder wijst daarbij op een aantal tegenstrijdigheden in het relaas van eiseres. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
FMMU advies
5. Eiseres heeft aangevoerd dat zij tijdens het nader gehoor heeft aangegeven dat zij last had van duizeligheid en dat verweerder daarom het gehoor had moeten afbreken om het FMMU om een nieuw advies te verzoeken. Verweerder heeft aldus onvoldoende gemotiveerd dat er geen sprake was van medische klachten die interfereren met het doen van een compleet, coherent en consistent asielrelaas.
6. De rechtbank stelt vast dat het FMMU op 27 september 2020 een medisch advies heeft uitgebracht, waarin onder meer het volgende is vermeld:

Hoewel tijdens het onderzoek psychische klachten zijn gebleken, leveren deze klachten medisch gezien geen beperkingen op voor het horen en beslissen. Betrokkene is onder behandeling van de GZA arts”.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het FMMU-advies, de enkele klachten van eiseres over duizeligheid en slaap, verweerder geen aanleiding hoefden te geven om het nader gehoor af te breken en een nader advies van FMMU in te winnen. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt voorts dat eiseres de gelegenheid heeft gekregen om extra pauzes in te lassen en even te slapen, en zij heeft een andere stoel en paracetamol gekregen voor haar rugklachten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen aanwijzingen dat het nader gehoor op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
Vertrouwelijkheid VWN
7. Eiseres voert voorts aan dat verweerder het beginsel van vertrouwelijkheid heeft geschonden door in het bestreden besluit te suggereren dat een gestelde tegenstrijdigheid in het relaas van eiseres enkel is verhelderd omdat eiseres daartoe door VluchtelingenWerk Nederland (VWN) zou zijn aangezet en geïnstrueerd. Verweerder had eiseres zelf tijdens het nader gehoor met de tegenstrijdigheid dienen te confronteren, gelet op het bepaalde in artikel 3.113, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
8. De rechtbank is van oordeel dat in het bestreden besluit noch in het verslag van nader gehoor aanwijzingen te vinden zijn voor een schending van de vertrouwelijkheid van de gesprekken tussen eiseres en VWN. Anders dan eiseres betoogt, blijkt niet dat verweerder de gestelde tegenstrijdigheid anders weegt omdat eiseres desgevraagd heeft verklaard dat het initiatief voor deze verheldering niet door haar, maar door de vertegenwoordiger van VWN is genomen. Verder vloeit naar het oordeel van de rechtbank
uit artikel 3.113, tweede lid, van het Vb niet voort dat verweerder alleen tegenwerpingen mag hanteren die eerst expliciet aan de vreemdeling zijn voorgehouden in het nader gehoor. De bedoeling van dit artikellid is immers dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om nader te verklaren over tegenstrijdigheden in het relaas. De rechtbank stelt vast dat eiseres in ruim voldoende mate in de gelegenheid is gesteld om, mede aan de hand van uitgebreide nadere vraagstelling, te verklaren over de elementen die later als ongeloofwaardig zijn bestempeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid asielrelaas
9. Eiseres voert aan dat haar asielrelaas geen tegenstrijdigheden kent. De rechtbank zal daarop hieronder ingaan.
Over de plek van de problemen
10. Verweerder heeft overwogen dat het tegenstrijdig is dat eiseres heeft verklaard dat zij direct naar de verkrachting naar haar zus in Neervely Noord en vervolgens Colombo is vertrokken terwijl de gestelde problemen zich voor zouden hebben gedaan in Neervely West waar haar ouderlijk huis en de woning van [A] zich bevindt. Deze tegenstrijdigheid maakt de problemen ongeloofwaardig. Volgens eiseres miskent verweerder dat er sprake is van twee periodes: de periode dat zij na de verkrachting bij haar zus verbleef en de periode van twee jaar dat zij in Colombo verbleef. Verweerder motiveert niet waarom de gestelde tegenstrijdigheid dan blijft bestaan.
11. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de tegenstrijdigheid blijft bestaan. Verweerder heeft er ter zitting terecht op gewezen dat eiseres heeft verklaard dat zij na de verkrachting direct naar haar zus is gegaan en dat zij daarna niet naar buiten ging. Zij heeft vervolgens verklaard dat zij daarna officieel is getrouwd en naar Colombo is gegaan voor haar studie. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat dit zich niet verhoudt met de gestelde problemen in Neervely West.
Over het aanzoek en de verkrachting
12. De rechtbank kan het standpunt van verweerder niet volgen dat het tegenstrijdig is dat [A] een huwelijksaanzoek zou doen en na afwijzing van dat aanzoek eiseres heeft verkracht. Immers, zoals eiseres heeft verklaard, meende hij dat dan niemand met haar zou willen trouwen. Voorstelbaar is dan dat zij alsnog met hem zou trouwen. Hetgeen eiseres op dit punt heeft verklaard acht de rechtbank niet tegenstrijdig. Echter de rechtbank volgt verweerder wel dat er tegenstrijdigheden bestaan over de verkrachting. In dat verband heeft eiseres een beroep gedaan op haar gesteldheid tijdens het gehoor, maar zoals reeds in rechtsoverweging 8 is geoordeeld, is voldoende rekening gehouden met haar gesteldheid bij het gehoor. Daarnaast blijkt nergens uit dat zij als gevolg van haar duizeligheid en vermoeidheid tegenstrijdig heeft verklaard. Derhalve kon verweerder dit ongeloofwaardig achten.
Over de benadering van de ouders door [A] na de verkrachting
13. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de bezoeken van [A] aan de vader van eiseres ten onrechte geen onderscheid heeft gemaakt tussen de periode dat eiseres na de verkrachting bij haar zuster verbleef en de periode dat zij in Colombo verbleef. Immers, eiseres heeft eerst verklaard dat ze niet weet of [A] haar vader nog benaderd heeft, maar verklaart later dat [A] na de verkrachting terug is gekomen om te vragen of hij alsnog met
betrokkene mocht trouwen en waarom haar vader betrokkene liet trouwen met iemand anders. In de vraagstelling heeft verweerder geen onderscheid gemaakt naar periode en ook eiseres heeft daarin geen onderscheid gemaakt. Daarom kan niet worden gevolgd dat geen onderscheid is gemaakt tussen de periodes zoals eiseres heeft gesteld.
Over de familieleden en adres op de huwelijksakte
14. De rechtbank is van oordeel dat de tegenstrijdigheden die eiseres worden tegengeworpen en die ook beroep worden gevolgd, reeds maken dat verweerder het asielrelaas ongeloofwaardig kon vinden. Ook als de argumenten van eiseres over het adres op de huwelijksakte en welke familieleden nu precies wel en niet op de hoogte waren van de verkrachting slagen, blijft de conclusie hetzelfde. De rechtbank zal daarop dan ook niet nader ingaan.
Vrees voor verstoting
15. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder heeft miskend dat eiseres genoodzaakt was om te huwen en de eer van haar familie te redden nadat zij was verkracht. Ter zitting heeft eiseres nog verklaard dat zij al langer bij een huwelijksmakelaar stond ingeschreven, maar dat na de verkrachting is gevraagd om snel een huwelijk te arrangeren. Eiseres vreest bij terugkeer opnieuw om verstoting, nu zij van haar man is gescheiden.
16. De rechtbank is van oordeel dat eiseres haar stelling over verstoting niet nader heeft onderbouwd. In het asielrelaas tijdens het nader gehoor en in de correcties en aanvullingen daarop heeft zij vrees voor verstoting niet genoemd. Hoewel het indienen van een spoedverzoek bij de huwelijksmakelaar in de gestelde omstandigheden voorstelbaar is, doet dit geen afbreuk aan de conclusie van verweerder dat de verklaringen van eiseres op dit punt ongeloofwaardig zijn. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder uit de verklaringen van eiseres niet heeft hoeven afleiden dat sprake is van een gedwongen huwelijk. Uit haar verklaringen volgt dat sprake was van een gearrangeerd (en overigens door eiseres gewenst) huwelijk, wat op zichzelf geen reden is voor verlening van een verblijfsvergunning asiel. Eiseres heeft ter zitting nog verklaard dat zij bij terugkeer naar Sri Lanka raar zal worden aangekeken en vreest te worden gekoppeld aan een oude man, maar zij heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat haar leven hierdoor bij terugkeer naar Sri Lanka onhoudbaar zal worden of dat voor haar als alleenstaande en gescheiden vrouw een risico op ernstige schade of op onmenselijke behandeling bestaat. Eiseres heeft ter zitting de hiermee samenhangende beroepsgrond over uitbuiting, mensensmokkel, dan wel mensenhandel ingetrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Nieuwe argumenten
17. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat verweerder in het betreden besluit nieuwe argumenten naar voren brengt, waarop zij pas in beroep heeft kunnen reageren. Dan gaat het om het feit dat verweerder tegenwerpt dat (in het kader van de huwelijksakte) het adres in de MVV-aanvraag niet juist zou zijn alsmede om het moment waarop zij asiel heeft aangevraagd. Zij durfde niet eerder asiel aan te vragen omdat zij vreesde dat haar familie daarvan consequenties zou kunnen ondervinden.
18. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het besluit heeft gewezen op het adres van de MVV-aanvraag, maar dat dit een aanvullend argument is in reactie op het betoog van eiseres. Hoewel eiseres ook niet heeft uitgelegd waartoe het zou moeten leiden dat verweerder een nieuw argument zou hebben gebruikt, kan de rechtbank niet oordelen dat
verweerder hiermee in strijd met heeft gehandeld met de wet. Ten aanzien van het moment van de asielaanvraag heeft verweerder op pagina 5 van het voornemen al aan eiseres tegengeworpen dat zij zich pas op 3 augustus 2020 heeft gemeld voor het doen van een aanvraag voor een asielvergunning. Verweerder heeft tegengeworpen dat dit was ruim na de afwijzing van haar aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning op 21 januari 2020, terwijl naar de verklaringen van eiseres toen al sprake was van asielrelevante redenen om niet te willen keren naar het land van herkomst, maar die heeft zij niet genoemd. Van een nieuw argument in het bestreden besluit is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Nieuw voornemen
19. Volgens eiseres heeft verweerder in het voornemen niet alle elementen inhoudelijk beoordeeld. Pas in het bestreden besluit volgt een inhoudelijke beoordeling. Ten onrechte is er geen aanvullend voornemen uitgebracht nu eiseres hierop in de zienswijze niet heeft kunnen reageren, aldus eiseres. Ter zitting heeft eiseres uitgelegd dat het in dit verband gaat om de gedwongen uithuwelijking van eiseres.
20. De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 3.119 van het Vb is het volgende bepaald:

Wanneer na het uitreiken of toezenden van het voornemen feiten of omstandigheden:

bekend worden, of
reeds bekend waren maar naar aanleiding van de zienswijze van de vreemdeling anders worden beoordeeld of gewogen, die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn en Onze Minister voornemens blijft de aanvraag af te wijzen, wordt dit aan de vreemdeling meegedeeld en wordt hij in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.
Het gaat erom dat eiseres (voor het eerst) in de zienswijze spreekt van een gedwongen huwelijk en dan stelt niet weer uitgehuwelijkt te willen worden, gelet op hetgeen zij eerder heeft meegemaakt van de zijde van haar ex-man. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht gesteld dat hij in het voornemen en in het besluit is ingegaan op de asielmotieven en dat nergens uit blijkt dat sprake is geweest van een gedwongen huwelijk dat als asielmotief beoordeeld had moeten worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dus geen aanleiding hoeven te vinden om een nieuw voornemen uit te brengen, nu van een situatie als bedoeld in artikel 3.119 Vb geen sprake is. De beroepsgrond slaagt niet.
Rechtmatig verblijf
21. Eiseres heeft voorts aangevoerd dat zij haar verblijf niet op onrechtmatige wijze heeft verlengd, nu zij van meet af aan in aanmerking kwam voor bescherming.
22. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bepaalde in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) aan eiseres heeft tegengeworpen. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier bij besluit van 15 oktober 2019 heeft ingetrokken en zij de hiertegen lopende beroepsprocedure op 12 maart 2020 heeft ingetrokken, waarna zij Nederland niet heeft verlaten. Eiseres verbleef daarom in ieder geval vanaf 12 maart 2020 onrechtmatig in Nederland. Nu eiseres, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aanspraak kan maken op internationale bescherming, en eerst op 4 augustus 2020 de onderhavige aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel heeft gedaan, mocht verweerder het bepaalde in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h van de Vw aan
eiseres tegenwerpen en haar aanvraag kennelijk ongegrond verklaren. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
23. Eiseres komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
24. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
10 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.