ECLI:NL:RBDHA:2020:1493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
09/837316-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een verstandelijk beperkte vrouw in haar eigen woning met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de verkrachting van een verstandelijk beperkte vrouw op 28 juni 2011 in Leidschendam. De verdachte, die op het moment van de feiten 17 jaar oud was, werd beschuldigd van het seksueel binnendringen van het slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw heeft gedwongen tot seksuele handelingen, waaronder vaginale, orale en anale penetratie, en dat hij haar heeft bedreigd met de woorden dat hij haar zou afslachten als ze zou gillen of schreeuwen.

De zaak kwam aan het licht door een DNA-match in 2017, die leidde tot de aanhouding van de verdachte in 2019. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer gedetailleerd en consistent waren, en dat er voldoende steunbewijs was in de vorm van getuigenverklaringen en forensisch bewijs.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan verkrachting en heeft hem veroordeeld tot 10 maanden jeugddetentie, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding van €7.500 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, als gevolg van de ernstige psychische gevolgen van de verkrachting. De rechtbank heeft rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de gepleegde feiten, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder in het buitenland was veroordeeld voor andere misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Parketnummer 09/837316-19
Datum uitspraak 20 februari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
thans gedetineerd in P.I. Alphen aan den Rijn, locatie HvB Maatschapslaan,
Maatschapslaan 1,
advocaat: mr. T. Kocabas te Zoetermeer.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de zitting van 9 december 2019 (pro forma) en 6 februari 2020 (inhoudelijk).

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het (meermalen)
- brengen en/of duwen en/of (vervolgens) houden van en/of heen en weer bewegen van zijn,
verdachtes, penis in de mond van en/of in de vagina van en/of in de anus van die [slachtoffer]
,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (meermalen)
- ( onverhoeds) naakt voor die [slachtoffer] is gaan staan (terwijl die) [slachtoffer] zich
in haar slaapkamer bevond) en/of
- die [slachtoffer] (op een matras) heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] heeft geslagen en/of
- de hoofddoek van het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of (vervolgens) die
[slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] (bij haar polsen) heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] de kleding (met kracht) van haar lijf heeft getrokken en/of
- ( met kracht) de benen van die [slachtoffer] heeft gespreid en/of omhoog heeft gedaan en/of
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: 'Ik ga je pompen' en/of 'Ik ga je neuken' en/of
'Je mag niet gillen of schreeuwen anders ga ik jou afslachten en dan gooi ik je van het balkon' en/of
'Benen uit elkaar!' en/of 'Doe wat ik zeg!', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en/of
- zijn, verdachtes, hand(en) voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer] bij haar haren en/of hoofd heeft gepakt en/of (vervolgens) met haar hoofd
tegen de verwarming en/of de muur heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] bij haar hoofd heeft gepakt en/of (vervolgens) haar de woorden heeft
toegevoegd: 'Ik ga nu mijn ding in jouw mond stoppen',
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt verweten dat hij zich op 28 juni 2011 te Leidschendam schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] , een verstandelijk beperkte vrouw, in haar eigen woning, met geweld en bedreiging met geweld.
De verdachte is pas in beeld gekomen naar aanleiding van een DNA-match in 2017, die heeft geleid tot zijn aanhouding op 3 september 2019.
De verdachte heeft vanaf zijn eerste verhoor bevestigd dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer] , maar hij heeft ontkend dat dit onder dwang en met geweld is gebeurd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. N. Bakker, heeft gevorderd dat de rechtbank bewezen zal verklaren dat de verdachte [slachtoffer] heeft verkracht en daarbij geweld heeft gebruikt en haar heeft bedreigd met geweld, zoals staat in de tenlastelegging.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de verkrachting bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het bewijs dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, ingevolge het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er moet sprake zijn van bijkomend bewijs dat voldoende steun biedt. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan moet in het concrete geval worden beoordeeld. In dit geval is volgens de raadsman niet aan het bewijsminimum voldaan, nu de verklaring van [slachtoffer] tevens de bron is van de verklaringen die haar begeleidster en de [getuige] hebben afgelegd. Ondersteuning van deze verklaringen door ander bewijsmateriaal uit andere bron ontbreekt.
De artsen die [slachtoffer] een dag na het gebeurde hebben onderzocht, hebben geen letsel aangetroffen aan haar hoofd, benen of haar pols waaruit toepassing van geweld zou moeten blijken. Het kan niet worden uitgesloten dat de wel aangetroffen scheurwonden bij de anus van [slachtoffer] is ontstaan door de onervarenheid van de verdachte of omdat ze moesten opschieten omdat de zus van [slachtoffer] elk moment thuis kon komen.
De medische informatie ondersteunt evenmin de geweldshandelingen die in de tenlastelegging zijn omschreven. De medische informatie wijst juist op het belaste verleden van [slachtoffer] . Verder zijn geen sporen van sperma aangetroffen. Dat DNA van de verdachte op de dekbedhoes is aangetroffen is, niet meer dan logisch nu er sprake is geweest van gemeenschap.
De verdachte ontkent ten stelligste dat er sprake is geweest van dwang. De verdachte heeft niet geweten dat [slachtoffer] een verstandelijke beperking heeft en had geen enkele reden om te twijfelen aan de wil van [slachtoffer] om seks met hem te hebben.
De verklaring van de verdachte dat het seksuele contact vrijwillig heeft plaatsgevonden is door de stukken in het dossier op geen enkele wijze uit te sluiten.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
De rechtbank ziet zich, mede in het licht van de door de raadsman gevoerde bewijsverweren, gesteld voor de vraag of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De bewijsmiddelen
Op 20 juli 2011 doet [aangeefster] namens [slachtoffer] aangifte, nu [slachtoffer] verstandelijk beperkt is en functioneert op een leeftijd van 5 tot 7 jaar. Aangeefster was de pleegmoeder van [slachtoffer] , maar sinds [slachtoffer] meerderjarig is zorgt aangeefster voor haar zonder dat dit officieel geregeld is. [slachtoffer] woont bij aangeefster thuis.
Aangeefster heeft verklaard dat zij, toen zij op 28 juni 2011, omstreeks 20.10 uur thuis kwam, [slachtoffer] liggend tegen de wand van de gang aantrof. Zij hoorde dat [slachtoffer] huilde.
Ze tilde [slachtoffer] van de grond en nam haar mee naar de woonkamer. [slachtoffer] hield haar steeds vast en zei dat zij iets ging vertellen, maar dat aangeefster niet boos mocht worden. [slachtoffer] vertelde dat ze was verkracht. [slachtoffer] vertelde dat ze buiten in de tuin achter de flat op een bankje was gaan zitten en dat er toen een man was langsgelopen, die daarna terugkwam en aan haar vroeg of zij Somalisch was. Hij vroeg of ze in de buurt woonde en of ze wist waar zij iets te drinken konden halen. [slachtoffer] heeft haar huis aangewezen en is samen met die man naar de [winkel] gegaan. Daar heeft de man iets te drinken gekocht en vervolgens is [slachtoffer] met de man op een andere bank, vlak bij de kerk gaan zitten.
De man vroeg aan [slachtoffer] of hij de wc mocht gebruiken. [slachtoffer] heeft hem meegenomen naar huis. [slachtoffer] heeft de man iets te drinken gegeven en aan de man vertelt dat zij samen met haar zus woonde. Vervolgens heeft [slachtoffer] hem het huis laten zien. De man vroeg om een oplader van een mobiele telefoon. [slachtoffer] was deze aan het zoeken in haar kamer en de man kwam vervolgens vanuit de woonkamer naakt haar kamer binnen.
Hij tikte op haar schouder, pakte haar beet en gooide haar op het matras. De man trok de kleren van [slachtoffer] uit en zij werd bij haar polsen vastgepakt. [slachtoffer] zei dat de man haar benen omhoog deed en haar verkrachtte. [slachtoffer] schreeuwde en de man pakte haar bij haar haren. Hij zei dat hij haar dood zou maken als ze bleef schreeuwen. [slachtoffer] zei dat de man met zijn lul in haar vagina ging en ook dat hij met zijn penis tussen haar billen ging. [slachtoffer] bleef schreeuwen.
Toen deed de man zijn hand over haar mond en zei hij dat hij haar dood zou maken als ze niet ophield met schreeuwen. Vervolgens ging de man met zijn lul in haar mond en kwam er geel water uit zijn lul. [slachtoffer] zei dat ze ging overgeven.
Daarna probeerde [slachtoffer] weg te komen en heeft de man haar vastgepakt en is hij weer bij haar achterkant binnen gekomen. Hij pakte haar bij haar zijkant beet. [slachtoffer] had de deurkruk vast en de man trok haar los. Daardoor kwam zij met haar hoofd tegen de muur. De man pakte [slachtoffer] weer en gooide haar op het bed. [slachtoffer] bleef schreeuwen en de man
bedreigde haar. Hij zei dat hij haar van het balkon zou gooien en dat ze rustig moest blijven. Daarna is de man weer met zijn lul in de vagina van [slachtoffer] gegaan. [slachtoffer] heeft aangewezen dat de man haar pijn heeft gedaan in haar kruis.
De man was naar de woonkamer gegaan en kwam aangekleed de slaapkamer van [slachtoffer] weer in. Ze vroeg hem waarom hij dat met haar had gedaan en de man zei weer dat ze rustig moest blijven omdat hij haar anders dood zou maken. [slachtoffer] zei tegen dat man dat hij weg moest gaan omdat haar zus zo kon thuiskomen en dat zij naar de politie zou gaan. Toen is de man weggegaan.
[slachtoffer] kreeg nadat zij aan aangeefster haar verhaal had gedaan, aanvallen en aangeefster heeft haar medicatie gegeven. [slachtoffer] moest eerst rustig worden. Ze heeft [slachtoffer] niet laten douchen.
De volgende ochtend is aangeefster met [slachtoffer] naar de politie gegaan en daarna naar het ziekenhuis.
Aangeefster is ook met [slachtoffer] naar de [winkel] gegaan. Toen [slachtoffer] de beelden van zichzelf zag met een jongen met een voetbalshirt aan en een donkerblauwe korte broek, zei zij dat dat de man is die haar pijn heeft gedaan.
Aangeefster herkende de man die zij eerder buiten op straat had gezien.
De buurvrouw op [nummer] heeft aldus aangeefster op 29 juni 2011 verklaard dat zij [slachtoffer] de dag ervoor rond 18.45 uur samen met een man op het bankje heeft zien zitten. [2]
Toen aangeefster [slachtoffer] in de gang aantrof, lag zij trillend, huilend en spugend in de gang.
Aangeefster heeft blauwe plekken op de schouders en de bovenarmen van [slachtoffer] gezien en op één bovenbeen. Ook heeft aangeefster gezien dat de lip van [slachtoffer] iets dikker was en zij had lang pijn in haar nek en kon haar hoofd moeilijk draaien.
In de slaapkamer van [slachtoffer] was het bed rommelig alsof er ruzie was geweest en een spiegel en een schilderij waren van de muur gevallen. [3]
Op 29 juni 2011 heeft er een medisch forensisch onderzoek plaatsgevonden van [slachtoffer] .
Er is bloed in de vagina en de anus van [slachtoffer] aangetroffen. Ook zijn er drie scheurwonden om en in de anus van [slachtoffer] aangetroffen. [4]
Uit een forensisch geneeskundige letselbeschrijving blijkt dat scheurwonden aan de anus kunnen zijn veroorzaakt door insertie van de anus met een voorwerp, bijvoorbeeld een penis. [5]
Op 31 augustus 2011is [slachtoffer] in een zogeheten studioverhoor zelf ook gehoord.
Kort weergegeven verklaarde zij dat de man die zij mee naar huis genomen omdat hij naar de wc moest, toen zij in haar slaapkamer op zoek was naar de naar de telefoonoplader,
opeens helemaal naakt in haar kamer stond. Ze schrok en was in paniek. De man heeft haar
op het matras geduwd. Hij heeft haar kleding en onderbroek met geweld afgerukt. [slachtoffer] was ongesteld en haar maandverband viel ook. De man heeft ook met geweld haar hoofddoek af getrokken. Zijn ding, zijn penis, was dik en hij ging met zijn ding heen en weer. Drie keer bij haar vagina en eenmaal in haar kont. Hij deed met geweld haar benen uit elkaar en heeft haar aan haar haren getrokken. Het deed erg veel pijn. Ze probeerde te vluchten. De man hield haar tegen. De man heeft geen condoom gebruikt.
De man zei dat hij zijn ding in haar mond ging stoppen. De man hield haar hoofd vast. Toen kwam er wit water, dat heeft [slachtoffer] geproefd, het was vies. Ze moest daarna overgeven.
De man heeft [slachtoffer] ook bedreigd. Hij zei: je mag niet gillen mag niet schreeuwen anders ga ik jou afslachten en dan gooi ik jou van het balkon.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij bang is, dat zij niet meer alleen op haar kamer slaapt en niet meer alleen op straat durft. De man die op de beelden bij de [winkel] te zien is, is de man die het heeft gedaan. [6]
Tegen mevrouw [getuige] , een consulente van MEE Zuid-Holland Noord, die uit hoofde van haar functie bekend is met [slachtoffer] , heeft [slachtoffer] ook verteld dat zij is verkracht. [7]
Uit een verslag van GZ-psycholoog [naam 1] blijkt dat [slachtoffer] een verstandelijke beperking heeft. [8]
Op een dekbedhoes in de kamer van [slachtoffer] zijn bloedsporen onderzocht waarin DNA van een onbekende man werd aangetroffen. [9] Deze sporen zijn opgenomen in de Nederlandse Databank en vervolgens vergeleken met een aantal buitenlandse profielen. Hierbij is een match gevonden met een DNA-profiel uit [geboorteplaats] . Het DNA-profiel bleek te behoren bij [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , de verdachte. [10]
Onderzoek in het landelijke politiesysteem leverde als informatie op dat de verdachte in de periode van 29 september 2010 tot en met 9 augustus 2011 ingeschreven heeft gestaan op het adres [adres] . [11]
Verklaringen van de verdachte
De verdachte heeft bij de politie [12] , bij de rechter-commissaris [13] en ter terechtzitting van
6 februari 2020 [14] verklaard dat hij degene is geweest die op 28 juni 2011 in Leidschendam een gesprek is begonnen met [slachtoffer] , die op een bankje zat op straat, en dat zij kort daarna naar haar woning zijn geweest waar hij seks met haar heeft gehad. Deze seks bestond uit vaginale en orale seks. Ook kan het zijn dat de verdachte [slachtoffer] anaal heeft gepenetreerd. Kort nadat de seks heeft plaatsgevonden heeft de verdachte de woning van [slachtoffer] verlaten. Hij heeft daarna nooit meer contact gezocht met [slachtoffer] .
Ten aanzien van de wijze waarop de seks heeft plaatsgevonden, heeft de verdachte verklaard dat de seks met instemming van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden en dat hij haar zeker niet heeft gedwongen. De verdachte heeft verklaard geen geweld te hebben gebruikt en [slachtoffer] ook niet te hebben bedreigd. In de woonkamer hebben zij elkaar eerst gekust, waarna [slachtoffer] hem bij zijn arm pakte en hem meenam naar de slaapkamer. De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] wel van achteren penetreerde, maar dat hij haar niet bewust anaal heeft gepenetreerd. Hij heeft niet op haar anus gericht maar op haar vagina. De verdachte heeft verklaard dat hij pas zeventien jaar en onervaren was. De verdachte heeft ook verklaard dat [slachtoffer] hem eenmaal heeft gepijpt. Zij koos hier zelf voor. De verdachte heeft verklaard er niet aan te hebben gedacht om condooms te gebruiken. De verdachte heeft geen bloedsporen gezien nadat zij seks hadden gehad. Volgens de verdachte was de slaapkamer van [slachtoffer] al rommelig toen zij daar binnen kwamen.
De verdachte heeft tenslotte verklaard dat hij tweemaal een gesprek heeft gehad met [slachtoffer] en dat hij daarbij niet heeft gemerkt dat zij een verstandelijke beperking had. Ze communiceerden in het Somalisch, maar Somalisch is niet zijn sterkste taal.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar is om tot bewijs te dienen. [slachtoffer] heeft uitgebreid verklaard op vragen tijdens een studioverhoor en haar verklaring komt overeen met de verklaring van aangeefster, waarin aangeefster vertelt wat [slachtoffer] kort na het incident tegen haar heeft verteld. Die verklaringen bevatten geen tegenstrijdigheden. De verklaringen zijn bovendien op onderdelen heel gedetailleerd, wat de betrouwbaarheid van de verklaringen vergroot.
Dan moet de vraag worden beantwoord of de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Daarbij neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat uit de jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat het steunbewijs ‘voldoende steun’ moet geven aan de verklaring van de getuige en in beginsel niet afkomstig mag zijn van dezelfde bron. Wel kunnen eigen waarnemingen van een
de auditu-getuige voldoende steunbewijs opleveren. Waarnemingen van getuigen die niet het kernverwijt (bijvoorbeeld seksuele handelingen) bevestigen, kunnen binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om (in combinatie met andere omstandigheden) als steunbewijs te kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad vereist niet dat het springende punt zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar wel dat de gebruikte verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet ‘op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt uit andere bron.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] door aangeefster op 28 juni 2019 om 20.10 uur (dus zeer kort nadat het incident heeft plaatsgevonden) trillend en overstuur in de gang werd aangetroffen en dat zij haar meteen vertelde dat zij verkracht was. Aangeefster zag blauwe plekken op de schouders en bovenarmen van [slachtoffer] en ook op één van haar benen. Omdat [slachtoffer] erg overstuur was en een aanval kreeg, ging aangeefster de volgende ochtend met [slachtoffer] naar de politie en deed zij aangifte. [slachtoffer] werd diezelfde dag lichamelijk onderzocht en daarbij werden scheurwondjes in haar anus aangetroffen, die door een penis kunnen zijn veroorzaakt. Er is ook bloed in haar anus en vagina aangetroffen.
Het bloed in de vagina kan weliswaar worden verklaard doordat [slachtoffer] ongesteld was, maar het bloed in de anus niet. Het aangetroffen letsel en het bloed ondersteunen de verklaring van [slachtoffer] , dat de seks op een gewelddadige manier heeft plaatsgevonden.
Er is ook DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen in een bloedspoor op de dekbedhoes in de kamer van [slachtoffer] . De verdachte heeft voor het aangetroffen letsel en de bloedsporen geen aannemelijke verklaring gegeven.
Gelet op de verstandelijke beperking van [slachtoffer] en de verdere informatie in het dossier aanwezig is over haar persoon en haar verleden, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [slachtoffer] het initiatief heeft genomen voor seks met de verdachte of dat zij hier mee instemde. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de verdachte dat hij tijdens de twee gesprekken die hij volgens eigen zeggen met [slachtoffer] heeft gevoerd, niet heeft gemerkt dat zij verstandelijk beperkt was. Het moet voor de verdachte duidelijk zijn geweest dat [slachtoffer] een verstandelijke beperking had en functioneerde op een ver beneden gemiddeld niveau.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen - in onderlinge samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [slachtoffer] anaal, oraal en vaginaal heeft verkracht in haar eigen huis en in haar eigen slaapkamer en dat hij daarbij geweld heeft gebruikt en [slachtoffer] heeft bedreigd met geweld, zoals hieronder bewezen zal worden verklaard.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
op 28 juni 2011 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het
- brengen en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond en de vagina en de anus
van die [slachtoffer] ,
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- onverhoeds naakt voor die [slachtoffer] is gaan staan (terwijl die [slachtoffer] zich
in haar slaapkamer bevond) en
- die [slachtoffer] op een matras heeft geduwd en
- die [slachtoffer] heeft geslagen en
- de hoofddoek van het hoofd van die [slachtoffer] heeft getrokken en vervolgens die
[slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken en
- die [slachtoffer] bij haar polsen heeft vastgepakt en vastgehouden en
- die [slachtoffer] de kleding van haar lijf heeft getrokken en
- met kracht de benen van die [slachtoffer] heeft gespreid en omhoog heeft gedaan en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: 'Ik ga je pompen' en 'Ik ga je neuken' en
'Je mag niet gillen of schreeuwen anders ga ik jou afslachten en dan gooi ik je van het balkon' en
'Benen uit elkaar!' en 'Doe wat ik zeg!', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking en
- zijn, verdachtes, hand(en) voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en
- die [slachtoffer] bij haar hoofd heeft gepakt en vervolgens haar de woorden heeft
toegevoegd: 'Ik ga nu mijn ding in jouw mond stoppen',
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar en de verdachte is ook strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten.

6.De straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij te kennen gegeven dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is en dat zij geen aanknopingspunten heeft om het strafrecht voor volwassenen toe te passen. Wel heeft de officier van justitie rekening gehouden met enkele strafverzwarende omstandigheden, zoals de behulpzaamheid van [slachtoffer] en haar bijzondere kwetsbaarbaarheid, waar de verdacht op grove wijze misbruik van heeft gemaakt. Ook heeft de verkrachting in het eigen huis van [slachtoffer] plaatsgevonden en is deze gewelddadig geweest, waardoor [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ook psychisch heeft zij langdurig gevolgen van de verkrachting ondervonden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat heeft gelet op de bepleite vrijspraak de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte met onmiddellijke ingang op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van het feit
De verdachte heeft een zeer kwetsbare verstandelijk beperkte vrouw verkracht. Daarbij heeft de verdachte gebruik gemaakt van geweld en bedreiging met geweld. De verdachte
heeft op grove wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen, de behulpzaamheid en naïviteit van het slachtoffer. Verkrachting is een ernstige en grove aantasting van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele behoefte. De verdachte heeft aangeefster letsel en pijn toegebracht en hij heeft haar veel angst aangejaagd. Daarbij komt dat de verkrachting heeft plaatsgevonden in haar eigen huis, in haar eigen slaapkamer, een plek waar zij zich veilig en geborgen moet kunnen voelen.
Het is algemeen bekend dat een verkrachting langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat geldt nog meer bij zeer kwetsbare slachtoffers, zoals in deze zaak het geval is.
Uit de toelichting zoals vermeld in de vordering benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring die namens aangeefster is voorgelezen blijkt dat de reeds bestaande psychische problemen van het slachtoffer door de verkrachting zijn verergerd en dat zelfs een acute post traumatische stress stoornis is vastgesteld, waarvoor zij hulp heeft moeten zoeken. Haar leven wordt nu door angst beheerst en is nooit meer hetzelfde geworden.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte is in Nederland nog niet eerder veroordeeld, maar is in Zweden en
Groot-Brittannië al wel diverse malen veroordeeld voor andersoortige feiten.
Artikel 63 Sr is van toepassing, omdat de verdachte het nu bewezen verklaarde feit al voor andere veroordelingen in Zweden en Groot-Brittannië heeft gepleegd.
In zaken betreffende verdachten die feiten hebben begaan toen zij minderjarig waren heeft de rechtbank normaliter de beschikking over een rapport betreffende de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Nu de verdachte inmiddels geruime tijd volwassen is en in het buitenland woont, is geen onderzoek gedaan waardoor de rechtbank niet beschikt over nadere informatie over zijn persoon en persoonlijke omstandigheden, anders dan wat de verdachte daarover ter zitting heeft verklaard. De rechtbank maakt uit de verklaringen van de verdachte en de beschikbare informatie op dat hij een bewogen leven heeft gehad, met veel verhuizingen van land naar land. Ook is de verdachte in Zweden meermalen met politie en justitie in aanraking gekomen voor andersoortige misdrijven, en is hij ook meerdere maanden gedetineerd geweest voorafgaand aan zijn aanhouding voor het onderhavige feit.
6.3.3
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
Op grond van de aard en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf een passende strafmodaliteit is.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank een jeugddetentiestraf zal opleggen.
Omdat de verdachte inmiddels volwassen is en in een penitentiaire inrichting (PI) verblijft lijkt het opleggen van een gevangenisstraf passender dan jeugddetentie. Nu dit echter niet door de officier van justitie is gevorderd en evenmin namens de verdacht is verzocht, kan de rechtbank geen andere vrijheidsbenemende straf opleggen dan jeugddetentie.
De rechtbank sluit voor de duur van de straf aan bij de richtlijn voor jeugdigen, die voor een verkrachting als uitgangspunt 6 maanden jeugddetentie voorschrijft, maar zal rekening houden met enkele strafverzwarende omstandigheden. De verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer, hij heeft haar in haar eigen woning verkracht en daarbij geweld gebruikt en haar bedreigd met geweld. Verder heeft de verkrachting oraal, vaginaal en anaal plaatsgevonden. Bovendien heeft de verkrachting ernstige en langdurige schadelijke gevolgen gehad voor het slachtoffer.
De rechtbank weegt tevens in het nadeel van de verdachte mee dat de verstandelijke beperking van het slachtoffer de verdachte duidelijk moet zijn geweest. Tot slot betrekt de rechtbank daarbij de proceshouding van de verdachte, die geen openheid van zaken heeft gegeven. Anderzijds weegt de rechtbank ook mee dat de verkrachting al op 28 juni 2011 heeft plaatsgevonden.
Alles afwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden passend en geboden. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht wordt van deze straf afgetrokken. Gelet hierop zal het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen.
7. De vordering van de benadeelde partij
[aangeefster] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van
[slachtoffer]een vordering ingediend voor het bedrag van
€ 12.500,00aan immateriële schade (smartengeld), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering voor het bedrag van
€ 12.500,00,vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft, nu er vrijspraak is bepleit, de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat een causaal verband bestaat tussen het bewezenverklaarde en de gevorderde immateriële schade. Aangegeven is dat het slachtoffer ernstige psychische schade heeft opgelopen na de verkrachting. Er is zelfs een acute post traumatische stress stoornis vastgesteld na de verkrachting. Dat het slachtoffer al eerdere psychische klachten had speelt daarbij geen rol. De veroorzaker van het psychische leed, de verdachte, moet het slachtoffer nemen zoals zij is. Dit brengt mee dat de immateriële schade door de verdachte moet worden vergoed. De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op € 7.500,00, daar komt de wettelijke rente ook nog bij, te rekenen vanaf de dag dat de verkrachting is gepleegd (28 juni 2011) tot de dag dat het bedrag is betaald. Daarbij heeft de rechtbank gekeken naar bedragen die werden toegewezen in zaken die enigszins vergelijkbaar zijn.
De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De verdachte zal ook moet worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 0,00.
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen, zodat de verdachte het bedrag aan de Staat moet betalen en de Staat ervoor zorgt dat het geld bij de benadeelde partij terecht komt. Omdat de verdachte minderjarige was ten tijde van het bewezenverklaarde feit zal de rechtbank geen gijzeling verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De straf en maatregel zijn gebaseerd op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77i en 242 van het Wetboek van Strafrecht zoals ze golden op het moment dat het feit gepleegd werd.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd; dat is volgens de wet:
VERKRACHTING;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 10 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het bedrag van
€ 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2011 tot de dag waarop de vordering is betaald, en veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 0,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan de verdachte op de verplichting om
€ 7.500,00,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2011 tot de dag waarop de vordering is betaald, aan de Staat te betalen
ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] ;
bepaalt dat door betaling aan de Staat, de verplichting om aan de benadeelde partij te betalen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 20 februari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019248880 Z, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematisch opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 458).
2.Proces-verbaal van aangifte/verhoor [aangeefster] , p. 57-65, 66-68, 69-72.
3.Proces-verbaal van verhoor [aangeefster] , p. 318-319.
4.Een geschrift, rapport medisch forensisch onderzoek d.d. 29 juni 2011, p. 278-295.
5.Een geschrift, een rapport van drs. [naam 2] , forensisch arts FMG, van 15 september 2019, p. 296-301.
6.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 73-88.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , p. 108-110.
8.Een geschrift, verslag van het psychologisch onderzoek van [slachtoffer] van [naam 1]
9.Een geschrift, een rapport NFI d.d. 13 maart 2013, met bijlage, p. 140-143.
10.Een geschrift, een rapport NFI d.d. 3 november 2017, met bijlagen, p. 156-196.
11.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 236-240.
12.Proces-verbaal van verhoor minderjarige [verdachte] , met bijlagen p. 32-48, p. 323-335 en 440-449.
13.Verklaring [verdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 6 september 2019.
14.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 6 februari 2020.