ECLI:NL:RBDHA:2020:14951

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
20/4785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 november 2020, hebben verzoekers, allen van Surinaamse nationaliteit, een voorlopige voorziening aangevraagd na de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag was op 8 juli 2019 ingediend, maar werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen in een besluit van 12 juni 2020. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de zitting op 9 november 2020 zijn partijen niet verschenen, maar de voorzieningenrechter heeft het verzoek om vrijstelling van griffierecht toegewezen. De voorzieningenrechter overwoog dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter constateerde dat er geen verzet was van de verweerder tegen de toewijzing van het verzoek.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de werking van het primaire besluit niet geschorst kon worden, maar dat er aanleiding was om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit hield in dat verzoekers niet uit Nederland verwijderd mochten worden tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat verzoekers pas in de bezwaarfase medische gegevens hadden overgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/4785

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 november 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , geboren op [1956] (V-nummer: [V-nummer] ),

[verzoeker 2] , geboren op [1957](V-nummer: [V-nummer] ),
[verzoeker 3] , geboren op [1982](V-nummer: [V-nummer] ),
allen van Surinaamse nationaliteit, verzoekers
(gemachtigde: mr. T.F.W. Kouwenhoven),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekers van 8 juli 2019 tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2020. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet op zitting verschenen.

Overwegingen

1. Verzoekers hebben verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Gelet hierop zijn verzoekers in deze procedure geen griffierecht verschuldigd.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan – onder meer – indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij schrijven van 28 oktober 2020 heeft verweerder medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van hetgeen in het verzoekschrift van is verzocht.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat dat uit het primaire besluit blijkt dat de werking van het primaire besluit niet geschorst wordt, ook niet indien tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. Tevens overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder ingevolge de Awb noch de Vw zelf de bevoegdheid heeft de rechtsgevolgen van het bestreden besluit - met de aanzegging aan verzoekers Nederland te verlaten - op te schorten.
5. Nu tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekers behoort te worden afgezien, bestaat aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
6. Verweerder verzet zich tegen een proceskostenveroordeling omdat verzoekers pas in de bezwaarfase de benodigde medische gegevens hebben overgelegd. Verzoekers stellen zich op het standpunt dat een veroordeling in de proceskosten in de rede ligt zodra een verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen. Voor een pkv in beroep is anders dan voor een pkv in bezwaar, volgens verzoekers niet nodig dat sprake is van een vastgestelde onrechtmatigheid van de zijde van het bestuursorgaan. Toewijzing van het verzoek volstaat volgens verzoekers.
7. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt van verzoekers niet. Van toepassing is artikel 8:75 Awb en daarin worden zowel artikel 7:15 tweede tot en met vierde lid (betreffende bezwaar) én artikel 7:28, tweede, vierde en vijfde lid (betreffende beroep) van de Awb van toepassing verklaard. In beide artikelen staat dat de proceskosten worden vergoed
voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is, omdat verzoekers pas in de bezwaarfase de medische gegevens hebben overgelegd. Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

BeslissingDe voorzieningenrechter:- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;- verbiedt verweerder verzoekers uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;

- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
de voorzieningenrechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.